V 3 16 DECEMBER 1966. Voor wat de Beyerd betreft merkt spreker op, dat hij het prettig zou vinden als de mogelijkheid zou worden bezien het Beyerd-bezoek gra tis te doen plaatsvinden. Spreker gelooft te mogen volstaan met de opmerking dat Proloog een gelukkige oplossing heeft gekregen. Toch gelooft hij, dat vooral Ensemble in het komende jaar in de afde ling voor cultuur kritisch zal moeten worden bezien. Gelukkig zegt spreker te zijn met het voornemen van het college de structuur van de culturele opbouw in de gemeente te herzien. De St. joostpenning en het daaraan verbonden bedrag staan niet inver- houding tot het gestelde doel. De vraag is waarom dit bedrag nietver- hoogdWOrdt, omdat het al tien jaar tot dezelfde hoogte in de begroting voorkomt. Spreker vraagt of hij mag verwachten dat hieraan in het jaar 1968 reële vorm zal worden gegeven, waarbij bij hem te zelfder tijd de vraag rijst, of het in het leven roepen van een cultuurprijs van importantie der stad of Baronie van Breda, anders dan de carnavalsprijs, stimulerend en bevruchtend kan werken. Deze stimulans had in het komende jaar al geëffectueerd kunnen zijn met de aankoop van kunstwerken van Bredase en gewestelijke kunstenaars. Tot slot zegt spreker er behoefte aan te hebben allen die zich dienst baar maken aan de cultuurontplooiing en verdieping daarvan in onze stad een goed succes en vruchtbaar werk in het komend jaar toe te wensen. De heer VAN DER WERFF dankt voor de toelichting, die door het college gegeven is op het woord "toevalligerwijze", zoals dat in een antwoord was geslopen. Voor de nieuwgekozenen zij vermeld, zegt spreker dat telkenjare bij de begrotingsbehandeling een zet in een vrij gecompliceerde schaak wedstrijd wordt gedaan. Enkele jaren geleden is door hem het spel vrij onorthodox geopend en sindsdien vindt hij elk jaar weer andere bordspelers tegenover zich plaats nemen, zoals de burgemeester, de wethouder en vorig jaarvrij onverwacht mevrouw van Mierlo. Hij vraagt of de vorig jaar door hem vertrouwelijk ter visie gelegde stukken door de leden gezien zijn en of men daaruit heeft kunnen con cluderen dat het door hem kritische gekozen voorbeeld over mogelijke onoordeelkundige besteden van subsidies juist was. Hij vraagt of hij niet terecht vertrouwen mocht koesteren in het rapport van een expert, die zich niet slechts in het afgelopen jaar een goede relatie van het 21 mei-comité betoond heeft, maar die bovendien als docent verbonden is aan de Amsterdamse gemeentelijke universiteit en naam van gehalte heeft. Over de besteding van gelden in de culturele sector in het algemeen zal spreker ditmaal weinig zeggen, omdat hetzelfde wat hij ten aan zien van de wethouder van onderwijs gesteld heeft uiteraard ook op gaat ten aanzien van de wethouder van culturele zaken. De daad is nu aan de wethouder, hetgeen moeilijk voor hem zal worden, omdat ook hij als raadslid standpunten ingenomen heeft. Ten aanzien van deze wet-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 703