58$ 16 DECEMBER 1966. Beroepskunst komt met zijn wensen zo enigszins mogelijk rekening zal worden gehouden. Ten aanzien van de bibliotheken verzekert spreker de heer Kramer, dat het college op dit punt niet stil zit. Er zijn twee commissies aan het werk en wel één die zich bezig houdt met de organisatie en de andere houdt zich bezig met de toekomstige structuur. De heer VAN DUN dankt de wethouder voor de beantwoording van de gestelde vragen. Hij heeft echter van de wethouder geen- antwoord ontvangen op zijn vraag over het beleid inzake het aan kopen van werken van Bredase of gewestelijke kunstenaars en hij heeft evenmin de mening van de wethouder mogen vernemen over de instelling van een reëele culturele prijs van de stad of Baronie van Breda. Met betrekking tot de coupons voor de stadsschouwburg zegt spre ker dat de wethouder hem nog niet heeft kunnen overtuigen. Als straks de begroting van de schouwburg in stemming wordt gebracht hoopt hij, dat hij door voor te stemmen zich niet bindt aan het systeem van de coupons, zoals dat in de stukken is vermeld. Verder spijt het hem buitengewoon, dat de wethouder niets voelt voor het gratis toegankelijk maken van de Beyerd. Hij kan echt niet met de wethouder meegaan wanneer deze stelt, dat in deze sector van cultuurbeoefening gezegd zou moeten worden dat datgene wat voor niets geboden wordt geen kwaliteit heeft. Spreker verschilt van mening met de heer Kramer waar deze ge zegd heeft dat de stukken, die weinig publiek trekken er uit moeten. Spreker heeft in de eerste instantie duidelijk gesteld, dat er educa tieve waarde in het schouwburgbeleid zit en aangezien de wethouder de mening van de heer Kramer niet onderschreven en ook niet weersproken heeft zou hij graag in tweede instantie de mening van de wethouder vernemen. De heer VAN DER WERFF zegt dat zijn fractie graag het stand punt van de wethouder ondersteunt namelijk dat het heffen van entreegeld niets toe of af doet aan de kwaliteit van het gebodene. Zijn fractie meent dat tenzij zou blijken, dat de kosten van het heffen van entree zo hoogzouden worden dat het onzinnig zou zijn om het te doen, het standpunt van de wethouder zeer wei bevre digen is. Spreker zal in tweede instantie nog gaarne vernemen wat de verhouding is tussen de Culturele Werkgemeenschap, de Raad voor de Beroepskunst en de afdeling voor culturele zaken en welke van deze instellingen het eerst gehoord wordt door het college. Hij meent dat het praktisch zou zijn als op dit punt een bepaald beleid zou worden gevolgd. De heer MENDES is blij van de wethouder te hebben vernomen, dat over de kwestie van entreeprijzen, paspoorten en couponboek jes nog nader gediscussieerd zal worden. Evenals de heer van Dun moet hij namens zijn fractie zeggen, dat zij zich door het aan vaarden van deze begroting niet gebonden acht aan de afschaffing van de culturele paspoorten. Eerlijk gezegd voelt zijn fractie meer

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 711