èêS
16 DECEMBER 1966,
in 1960. De in de nota genoemde stichting stedelijk jeugdcentrum is in
middels ook tot stand gekomen. Duidelijk is zegt spreker dat een be
leid gebaseerd op bovengenoemde rapporten en besluiten ook de nodige
gelden vraagt.
Tot 1957 is aan het jeugdwerk jaarlijks 8.600,- besteed, in de jaren
1957, 1958 en 1959 jaarlijks 28.100, -, in 1960 66,000, -, in 1965
f 145.000, -, in 1966 f 181.600, - en voor 1967 wordt thans f255.193, -
voorgesteld.
Als men over de jeugd in Breda praat, doet men er goed aan te beden
ken, dat men het dan heeft over ongeveer de helft van de bevolking
van Breda.
De laatste jaren probeert men zich dan ook in te stellen op de taken en
eisen die de groeiende leefgemeenschap tot ca. het jaar 2000 zal stel
len. We komen dan tot de conclusie, zegt spreker en meerdere sprekers
hebben dit reeds betoogd, dat we voor zware taken staan en de heer
Kroon heeft zelfs aangespoord tot een grootse aanpak.
Hiermede is hij het volledig eens, doch tot het jaar 2000 liggen er nog
35 jaar.
Dat betekent, dat de huidige generatie een groot deel van zijn taak zal
moeten overgeven aan de volgende. Al onze toekomstplannen leiden
tot niets als we de volgende generatie niet in staat stellen die taken op
zich te nemen. Spreker acht het volmaakt in tegenstelling tot onze al
dus ontwikkelde toekomstvisie als men minutieus gaat uitrekenen wat
het stijgingspercentage van de jeugdsubsidie is. Als de heer Kroon de
door spreker genoemde cijfers zou willen hanteren en terug zou willen
gaan tot 1957 komt hij zelfs tot nog heel wat hogere percentages dan
de door hem aangegeven 42%. We hadden dan ook een duidelijke ach
terstand in te halen.
Als criteria voor de absolute hoogte van het aan de jeugd te besteden
bedrag zou spreker alleen willen laten gelden wat nodig is, het doelma
tig gebruik en de vraag wat we willen kunnen opbrengen.
De tegenwoordige jeugd is echt niet minder waard dan wij zelf destijds
waren, maar wij zullen de middelen moeten verschaffen voor hun ont
wikkeling, omdat zij een wezenlijk bestanddeel uitmaken van onzesa-
menleving.
Van uit deze visie zegt spreker het college alleen maar dankbaar te kun
nen zijn, omdat het erin geslaagd is de post jeugdsubsidie andermaal en
wel met ruim 71.000, - te verhogen.
De heer Vis zegt dat de heer Kramer zich afgevraagd heeft of de
jeugdadviesraad nog wel zin heeft en hij heeft daaraan toegevoegd dat
als de zaken, die in de jeugdadviesraad aan de orde komen in den ver
volgein de afdeling vcor jeugd én sport worden behandeld ze zich niet .aan de
bpen'baatheid kunnen.ohttrekken.
Spreker meent dat de vergaderingen van de afdeling voor jeugd en sport
in alle beslotenheid plegen plaats te vinden en dat er daarom nietveel
verandering zal komen. Verder gelooft hij dat men goed moet onder
scheiden wat de functie van beide organen is. De jeugdadviesraad is een
overlegorgaan en de afdeling voor jeugd en sport is een raadsafdeling.
Als de jeugdadviesraad niet meer zo goed functioneert is er alle reden
om die weer goed te laten functioneren, tenzij er andere mogelijkhe-