93
13 APRIL 1966.
Voorzitter: de heer MR. DR. R. M. A.A. GEULJANS.
Secretarisde heer DRS. J. P.A. VAN DEN DAM.
De VOORZITTER opent de vergadering en spreekt het gebed uit, waar
van de tekst is opgenomen in artikel 10 van het reglement van orde voor
de vergaderingen van de gemeenteraad.
Bericht van verhindering is binnengekomen van:
de heren J. M. van Bijnen en J. Verschuren.
De VOORZITTER vraagt of de raad ermede instemt dat door de heer
Vis vragen worden gesteld.
Na verkregen toestemming zegt de heer VIS de raad verlof te willenvra-
gen om naar aanleiding van de publikaties in de pers over enkele grond-
verkopen door de gemeente te mogen interpelleren.
Uiteraard kan, zo zegt spreker, hij zich niet helemaal beperken tot het
stellen van de vragen alleen. Hij wenst hier een korte beschouwing aan
vooraf te laten gaan. In de perspublikaties van de afgelopen weken over
grondverkopen in de gemeente Breda ging het over twee raadsbesluiten.
In de eerste plaats over het besluit van 11 november 1964, waarbij grond,
gelegen aan de Claudius Prinsenlaan, is verkocht aan het Bouwbedrijf De
Baronie en M. van der Zanden ten behoeve van de oprichting van een
motel en van twee benzineverkooppunten. In de tweede plaats over het
raadsbesluit van 13 januari 1965 waarbij grond is verkocht aan de stich
ting "Het Klein Seminarie IJpelaar".
Deze perspublikaties zijn voor hem aanleiding geweest om de beide raads -
besluiten met alle bijlagen nog eens nauwkeurig te bekijken.
De conclusie welke hij hierna inzake het eerste raadsbesluit heeft getrok
ken is dat het artikel in Het Algemeen Dagblad van 25 maart 1966 een
volstrekt onjuiste voorstelling van zaken geeft. Er is daarin gesteld dat de
twee stukjes grond die bestemd waren voor een 2-zijdig benzineverkoop
punt door de raad zijn verkocht voor 8,800, - en door de nieuwe eige
naar drie weken later met een winst van 350.000, - zijn doorverkocht.
Blijkbaar heeft de schrijver van dat artikel het raadsbesluit in het geheel
niet geraadpleegd. Want in dat raadsbesluit staan een aantal punten ge
noemd, waaruit de onjuistheid van de publikatie blijkt, namelijk dat
door de koper voor de toestemming om een dubbelzijdig benzineverkoop
punt te mogen oprichten een bedrag van 125. 000, - moet worden be
taald. Verder moet een aanzienlijk bedrag worden voldaan voor het om
leggen van een rijwielpad, het aanleggen van de toegangsweg naar het
motel en de in- en uitvoegstroken voor de benzineverkooppunten.
Wat spreker wel het belangrijkste vindt is, dat deze verkoop niet los te
koppelen is van de verkoop van de grond voor het motel. Dat blijkt ook
uit de ontbindende voorwaarde welke daarvoor in het raadsbesluit is opge
nomen. Er is gesteld dat bij niet-totstandkoming de benzineverkooppun
ten weer verwijderd moeten worden en dat dan alle kosten voor de kopers
zijn.
Dit is maar een bijzondere korte opsomming. Uit de kennisname van dit
raadsbesluit heeft spreker de conclusie getrokken dat er ten aanzien van
deze grondverkoop géén sprake is van grondspeculatie en hij ziet dan ook
geen aanleiding om over dit raadsbesluit vragen te stellen.