96 13 APRIL 1966. boren vragen aan de dienst van openbare werken over "wat wel en wat niet mogelijk was" "of dit wel of niet kon" toch van zodanige invloed waren geweest, dat hierdoor het plan in onderdelen mede gevormd en geboren moest zijn. Ik werd mij vanaf dat moment bewust, dat ik mij had moeten onthou den van al datgene, wat aan iedere eigenaar is toegestaan, omdat ik naast eigenaar ook burgemeester was. Het is duidelijk, dat ik vanaf datzelfde moment doende ben geweest om wegen te zoeken de door mij gemaakte fout te herstellen. Dit was een moeilijke - en zoals inmiddels is gebleken een te moeilij ke - opgave. Enerzijds was ik aan mijn ambt en eigen eer verplicht iedere schijn van samenhang tussen mijn ambt en het totstandkomen van het plan in on derdelen te elimineren, omdat ik als burgemeester geen invloed had willen uitoefenen, terwijl er daadwerkelijk toch van mij als burgemees ter invloed moet zijn uitgegaan. Anderzijds moest ik eveneens ter wille van mijn ambt voorkomen, dat de wijze van herstel van mijn fout de gedachte aan bestaande samen hang juist zou oproepen. Ik koos voor de open voor iedereen controleerbare weg en begon eind vorig jaar onderhandelingen over terugkoop en terugverkoop, die uit eindelijk hierin zijn geresulteerd, dat ik geen m2 grond meer bezit, noch welk voordeel dan ook uit de grondtransactie heb genoten. Zie hier mijn verklaring, die naar ik hoop U, dames en heren leden van de gemeenteraad de mogelijkheid biedt - ook al zijn anderen door de wet geroepen om een oordeel uit te spreken - U een oordeel te vormen omtrent mijn handelen, dat zoveel publieke reacties veroorzaakte". Wethouder VERMEULEN wil nog even aansluiten bij de opmerkingen van de heer Vis met betrekking tot de benzineverkooppunten aan de Claudius Prinsenlaan. Spreker meent uit de mededelingen van de heer Vis te hebben begrepen dat hij en naar hij aanneemt ook de overige le den van de raad niet veel behoefte hebben nog nader in te gaan op de publikaties die naar aanleiding van die benzineverkooppunten in het bij zonder, in het Algemeen Dagblad zijn verschenen. Hij moet eerlijk zeggen dat het hem vanaf de beginne zeer heeft verbaasd hoe het mo gelijk was, terwijl men kon beschikken over allerlei gegevens die maar werden gewenst, dat een publikatie in deze vorm en met deze relatie- legging verschenen. Zijn hoofdbezwaar is dat deze transactie bewust gekoppeld was aan de andere transactie die daar in de omgeving plaats vond. Als een ding per se onwaar is, namelijk dat deze transactie niet een op zichzelf staand feit zou zijn, dan is het dit. Spreker zou echt ieder spoor van misverstand dat daarover zou kunnen zijn blijven bestaan, zowel bij de raad als bij diegenen die daar be langstelling voor hebben, willen rechttrekken. Spreker zegt dat als hij enkele concrete dingen toch gaat vermelden hij dat niet in hoofdzaak doet omdat hij als vertegenwoordiger van de raad vindt dat burgemeester en wethouders in een verkeerd daglicht worden gesteld. De publikatie heeft ook betrekking op mensen, die ui teraard in staat zijn zich op andere wijze te verdedigen. Spreker stelt echter, voor een forum te zitten, waarvan hij aan mag nemen dat ook

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 96