99 13 APRIL 1966. zijds het seminarie aan de Heusdenhoutseweg beschikte over een perceel grond in een plan met hoofdzaken met bestemming woongebied. Dat spreker's stelling op waarheid berust meent hij te mogen afleiden uit het feit dat in de door deskundigen gevoerde onderhandelingen - dus niet door het college en het bestuur van het seminarie - maar door deskundigen van beide zijden, men de grond gelegen in Heusdenhout wilde ruilen te gen agrarische grond. Nu was de ruiltransactie de volgende: Het semina rie was bereid aan de gemeente over te dragen 1,5 ha die het in eigen dom had (het zo even genoemde perceel 2005) tegenover 1,84 ha, agra rische grond aan de Loevesteinstraat, eigendom van de gemeente. Men kan zeggen dat dit niet tegen dezelfde prijs is. Spreker geeft hiervoor echter de navolgende berekening: voor de grond gelegen aan de Loevesteinstraat, de meerdere agrarische grónd die dus niet betaald kon worden door de ruil met gesloten beurzen van 1, 84 te gen 1,5 ha, was overeengekomen een agrarische waarde van 3, - perm2. Zich baserend op deze prijs, betekent dit dat omgerekend naar de ver houding 1,84 1,5, dat voor perceel 2005 een waarde zou mogen wor den berekend van 3,70 per m2. Zo was de situatie, toen van de zijde van het seminarie een brief aan burgemeester en wethouders werd gericht, waarin werd verzocht mede te delen of er bezwaar tegen bestond dat per ceel 2005 niet in de ruil zou worden betrokken, maar zou worden door verkocht aan een particulier, die zich zou conformeren aan de bouwbe- stemming die daar zou worden gelegd. Door de dienst van openbare werken werd hierop een gunstig advies gege ven. Er was geen titel om grond van oudsher eigendom van het seminarie, wel aan de gemeente te verkopen en het college heeft "akkoord" gezegd en het werd een transactie waarbij de gemeente aan het seminarie agra rische grond leverde. Nu was ondertussen, en dat om de zaak meer ingewikkeld te maken, het beruchte perceel 2004, waarover zoveel is gepubliceerd, eigendom van de gemeente geworden. Het was een overgebleven bijpassing van het rijk, wat destijds deze grond van het s eminarie in eigendom had gekregen. De idiote toestand is deze, dat als men grond niet krachtens een onteige- ningsbevel krijgt, dat dan degene die de grond middels overleg in bezit heeft gekregen niet verplicht is die terug te geven aan de eigenaar. Als het daarentegen wel krachtens een onteigeningswet was gebeurd, zou het voor het rijk zonder meer plicht zijn geweest, wanneer de grond, ontei gend voor een bepaald doel waarvoor het achteraf niet werd gebruikt, de ze zonder me er terug te geven aan het seminarie IJpelaar. Zou de ruiltransactie zijn doorgegaan, dan ligt het voor de hand dat per ceel 2004 nooit zou zijn verkocht. Het perceel is op zichzelf niet waar devol, alleen in combinatie met 2005 wordt het een bouwterrein waarmee men iets kan doen. Nu ging de grondruil niet door, de gemeente bleef dus zitten met eendoor spreker op de in de raadzaal opgestelde plattegrond aangewezen "schil" van het rijk, de gemeente in een andere grondtransactie overgedragen. Het stuk grond is "om niet" verkregen, de waarde is beduidend lager dar^ die door de gemeente aan het seminarie doorberekend, uitgaande van de akte van overdracht. In combinatie met de overige aan het seminarie ger leverde agrarische grond, is genoemd perceel aan het seminarie verkocht. Was dit niet gedaan, dan had men kunnen zeggen daar een stukje grond in eigendom te hebben dat evenwel weinig restwaarde zou hebben.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 99