31 JANUARI 1968
BELEIDSNOTA.
Mijnheer de voorzitter, wanneer ik met enige kritiek op de aangebo
den nota zou mogen beginnen, dan zou ik willen stellen dat de opge
nomen prognoses een wat sterke binding vertonen met de 2e nota
ruimtelijke ordening, als ware deze laatste nota een dogma.
Persoonlijk, en ik dacht zo dat ik hierin niet alleen sta, zie ik de 2e
nota ruimtelijke ordening meer als uitgangspunt voor discussies, waar
bij zeer zeker de veronderstellingen discutabel zijn.
Maar zelfs wanneer ik op de door U gestelde prognoses ten aanzien
van bevolkingsgroei, werkgelegenheid en woningbouw een reductie
factor toepas, dan is wat resteert indrukwekkend genoeg om ons te be
raden over een beleid op langere termijn en voor het heden of wij
voldoende zijn uitgerust om schaalvergroting te bereiken.
Ten aanzien van vele zaken weet ik dat Uw college dilligent is en
wapens heeft gesmeed of in het vuur heeft, toch zag ik Uw smederij
gaarne op korte termijn nog wat uitgebreid. Er zijn namelijk enige
belangrijke zaken die mij wat zorgelijk stemmen en waarvoor ik Uw
bijzondere aandacht vraag.
ECONOMISCHE EXPANSIE.
Het ontbreekt ons hier duidelijk aan een coördinatiepunt met een ac
cent binnen Uw college.
Met uitzondering van industriëlen krijgen andere ondernemers die
zich in Breda willen vestigen vaak het idee van "het kastje naar de
muur" gestuurd te worden. Ik wil hier graag aantekenen dat men op
die gang van kastje naar de muur overal wel vriendelijk wordt ont
vangen. In andere, vaak kleinere, gemeenten wordt vanuit een cen
traal punt service verleend en men niet in afwachting op de stoel
blijft zitten, doch activiteiten ontplooit ter zake van "klantenwer
ving".
Met waardering voor de activiteiten van de Br.I. M. dient mijns in
ziens ook hier een reorganisatie plaats te vinden en zou zij in een bre
der verband opgenomen moeten worden. De uiteindelijke beslissing
omtrent aantrekking van nieuwe industrieën dient teruggebracht te
worden naar de raad, gezien het algemeen belang van de veiligheid
van personen en goederen, waarbij ik denk aan bijvoorbeeld bedrij
ven in de chemische sector.
WERKGELEGENHEID.
Gezien de technische evolutie lijkt een doorlichting van het tech
nisch onderwijs noodzakelijk. Nagegaan dient te worden of opleidin
gen nog corresponderen met mogelijkheden bij het bedrijfsleven dan
wel nieuwe opleidingen noodzakelijk zijn.
De instelling van een permanent contactorgaan tussen bedrijfsleven
en onderwijs en een goed bemand beroepskeuze-adviesbureau vind ik
urgent.