31 JANUARI 1968
104
Dit is geen verhaal, doch trieste werkelijkheid;
- ketelhuis klappert dag en nacht;
- excessieve warmteverliezen doordat hoofdleidingen niet in goten zijn
aangebracht, waardoor isolaties door water zijn aangetast;
- onverklaarbare verschillen in bijbetalingen;
- bij hetzelfde verbruik betaalt de een meer dan de ander omdat men
op verschillende ketelhuizen is aangesloten.
Mijnheer de voorzitter, ik zie ten deze maar één oplossing. U draagt
de leiding van het verwarmingsbedrijf op aan een specifiek verwar-
mingsdeskundige die rechtstreeks verantwoordelijkheid verschuldigd is
aan Uw college.
Mijnheer de voorzitter, aan het einde van mijn beschouwingen reali
seer ik mij dat ik koekjestrommel noch roede heb gespaard. Eén doel
slechts stond mij hierbij voor ogen, U en Uw college te steunen bij
het voeren van een modern beleid, waarin de burgerij vertrouwen kan
stellen.
U, mijnheer de voorzitter, Uw college en de ambtenaren dank ik voor
het vele werk wat in het belang van de stad en haar burgerij wordt
verricht, de pers voor het veelvuldig opofferen van nachtrust.
De heer KROON zegt:
Mijnheer de voorzitter,
Artikel 153 van de grondwet bepaalt onder meer: "aan de raad wordt
de regeling en het bestuur van de huishouding der gemeente overgela
ten". Klaar en duidelijk.
Het lijkt allemaal heel simpel en eenvoudig, maar de werkelijkheid
is vandaag aan de dag toch wel heel anders. Zeker, het artikel staat
er nog in zijn volle kracht en de raad is nog steeds autonoom, mits ze
maar blijft binnen de door de hoge overheden bepaalde beleidslijnen.
Zeker ten aanzien van het financiële beleid.
Op de eerste pagina van de nota van aanbieding stelt U zeer terecht,
dat door de dynamische ontwikkelingen in welhaast alle sectoren van
het maatschappelijk leven een heroriëntering op de gemeentelijke
taak tot stand is gekomen. U concludeert dat nu reeds vaststaat dat
aan het gemeentelijk beleid zowel kwantitatief als kwalitatief, nu en
in de naaste toekomst, zeer hoge eisen worden c. q. zullen worden ge
steld. Wij onderschrijven dit volkomen, hetgeen echter betekent dat
ieder lid van de raad zich ook persoonlijk bewust dient te zijn dat hij
een belangrijke taak ten opzichte van de gemeenschap heeft te ver
vullen.
Wil men met enige kennis van zaken medewerken aan besluitvorming
ten aanzien van de pre-adviezen en voorstellen, welke in de loop van
een zittingsjaar worden aangeboden, dan is het noodzakelijk dat men
de door Uw college gegeven voorlichting in de vorm van nota's, me
dedelingen, verslagen over diensten en instellingen, volledig leest en
bestudeert. Allen die dit met enig verantwoordelijkheidsgevoel doen,
zullen met mij van mening zijn dat het raadslidmaatschap vandaag