31 JANUARI 1968 106 te betrekken bij de voorbereiding en het tot stand komen van belang rijke voorstellen en besluiten. Naar onze mening kan dit alleen maar in het belang van de gemeenschap zijn i. c. van onze stad, welke ieder op zijn eigen plaats zo goed mogelijk wil dienen. FINANCIEEL BELEID. Mijnheer de voorzitter, thans zij het mij vergund enkele opmerkin gen te maken over de begroting zelf en het financieel beleid, dat aan de samenstelling ten grondslag ligt. Het was voor mijn fractie niet moeilijk om de zuiver financieel- technische beschouwingen aan één van de andere fractievoorzitters over te laten. Afgezien van het feit dat de heer van der Zwan, die deze taak in hoofdzaak voor zijn rekening zou nemen, dit ongetwij feld op zeer deskundige wijze zal doen, hadden wij ons bij de schrif telijke behandeling van de begroting reeds zeer positief opgesteld ten aanzien van het door Uw college gevoerde en te voeren beleid. Een dergelijke positieve opstelling ten aanzien van het financieel beleid in zijn totaliteit, komt ook duidelijk tot uitdrukking in de gehele schriftelijke behandeling. Tijdens de besprekingen van de fractievoor zitters is duidelijk komen vast te staan dat er in de grote lijnen ZA KELIJK dan ook geen verschil van mening bestaat. Wij willen dan ook slechts enkele korte opmerkingen maken naar aanleiding van het door onze fractie gestelde ten aanzien van de prioriteitenbepaling. In grote trekken zijn wij het met Uw beant woording op de door ons gestelde vraag no. 9 op bladzijde 4 en 5 eens, met name ten aanzien van het door U toe te passen hulpmid del planning, ingebouwd in de gemeentelijke organisatie. Zeer te recht stelt U echter dat het bepalen van prioriteiten blijft berusten op een subjectieve beoordeling. Zo zullen wij er ons altijd van bewust moeten zijn, wanneer het gaat om uitgaven van de algemene dienst, welke ten laste komen van de zogenaamde vrije middelen, wij ons in de toekomst toch wel enige beperkingen moeten opleggen. Het is mij met name opgevallen.dat U in de cultuurnota het te besteden bedrag aan cultuurbehartiging, relateert aan een bepaald percentage van de vrije middelen. Een specificatie van de verschillende inkomstenbronnen doet ons zien dat de zogenaamde vrije middelen voor circa 3/4% bestaan uit op brengst van gemeentelijke belastingen en rechten, namelijk 9,74% van het totaal aan inkomsten, terwijl de vrije middelen in totaal 13,61% van alle inkomsten bedragen. Stijging van de uitgaven, welke gerelateerd zijn aan de inkomsten vrije middelen, betekent in feite verhoging van gemeentelijke be lastingen en rechten. Een overzicht van de netto-kosten per hoofd van de bevolking op bladzijde 25 van de nota van aanbieding doet ons zien dat voor cul tuur, recreatie enz. thans reeds ruim 40, -- per inwoner wordt uit gegeven. Een nadere beoordeling van dit overzicht in zijn onderlinge verhou ding kan leerzaam zijn voor het stellen van prioriteiten. U begrijpe mij goed, mijnheer de voorzitter, wij hebben de cultuur-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 106