110 31 JANUARI 1968 aantal inwoners van 218.000 en tot 278.000 voor het jaar 2000. Aan de hand van de verstrekte gegevens menen wij ook dat het juist is het voorlopig op deze aantallen te houden. Uitgaande van de bovengenoemde prognoses komt U ten aanzien van de noodzakelijke woningproduktie tot een gemiddelde van 1300 per jaar. Een aantal dat ons de laatste jaren steeds voor ogen heeft ge staan. Tot het jaar 2000 zou dit betekenen een bouw van 42.000 wo ningen. De vraag is gewettigd welke oppervlakte hiervoor benodigd is. Is bij voorbeeld die oppervlakte nog beschikbaar in de sector welke in het westen begrensd wordt door de rijksweg Rotterdam-Breda, in het noor den door de Mark c.q. Markkanaal, in het oosten door de rijksweg Gorinchem-Breda en in het zuiden door de noodrand van de bestaan de bebouwing. Ik neem zo maar wat grote lijnen, mijnheer de voor zitter. De beantwoording van deze vraag acht ik van het grootste belang, mede in verband met een eventuele gemeentelijke herindeling. Het gaat hier namelijk om de woningproduktie van de gemeente Breda, waarin dus niet betrokken die van de overige van de concentratie Breda deel uitmakende gemeenten. Deze laatste zijn in verband met de wenselijke herstructurering uiteraard evenzeer van belang. Bij de confrontatie van de woningproduktie met de capaciteit van de uitbreidingsplannen komt U allereerst tot de conclusie dat de ontwik keling van de woningbouw op korte termijn dreigt vast te lopen. Bezien we de woningbouwcapaciteit der bestemmingsplannen zoals die op bijlage I zijn aangegeven, dan komen we tot het totaal van cir ca 8000. Indien hier nog bijgevoegd wordt de capaciteit van het be stemmingsplan Princenhage-West, waarvoor een voorbereidingsbesluit in de laatste raadszitting werd genomen, komen we mogelijk aan hooguit 9500 woningen, waarmede dan het gehele territoir van Breda "bedekt" is met bestemmingsplannen. Het kan dan ook niet anders, dan dat een ieder die deze situatie on derkent, tot de conclusie moet komen dat het primair gaat om te ko men tot een conceptie over de meest gewenste bevolkingsspreiding bin nen de Bredase concentratie. Met Uw college zijn wij van mening dat, wil een herstructurering slagen, gepaard moet gaan met een dus danige grenswijziging dat de ontplooiingsmogelijkheden van Breda en daarmede van de hele concentratie, gewaarborgd zijn. Wat betreft de implicaties met betrekking tot de werkgelegenheid ben ik met Uw college van mening dat het een uiterst moeilijke zaak is ten aanzien van de toekomstige werkgelegenheid prognoses te maken. De vraag rijst bij mij of met name de pendelsituatie, welke zal kun nen ontstaan, hoe moeilijk dat ook is, nader moet worden bestudeerd. Ik denk hierbij aan een uitgaande pendel naar: ahet zuidelijk deel van de Randstad Holland. Het is toch zo, als wordt gesproken van "overloop" uit de randstad men het oog kan hebben op industrie èn mensen, maar ook op mensen alleen (waar bij dus hun werk in de"randstad blijft). Het zou wel eens kunnen zijn dat dit laatste zich sterk gaat voordoen, vooral wanneer extra

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 110