113 31 JANUARI 1968 deling. Het is dan van secundaire betekenis of een aantal zuiver technische kwesties buiten dat kader vallen. Niet essentieel is ook, dat gebrek aan ervaring iemand in de eerste periode van een vers raadslidmaatschap in dit opzicht niet bij aller lei vraagstukken direct doet doorzien waar een dergelijke positiebe paling al of niet mogelijk of gewenst is. Primair is, dat zich elk ogenblik iets voor kan doen waarbij wel de gelijk een principiële stellingname vereist is. Primair is ook, dat zich gelegenheden voordoen, zoals de huidige, waarin men ruimte heeft om het gemeentelijk beleid met zijn poli tieke overtuiging te benaderen. En dat is toch van grote betekenis in een democratisch land en zéker in een tijd, waarin men allerwege roept om duidelijkheid en tevens om het nauwer betrekken van de kiezer bij de politiek. Juist de overtuiging dat dit het geval is en moet zijn heeft mij tot het besluit gebracht de vacante zetel in te nemen, want ik zit hier vanuit een weloverwogen politieke conceptie, waaraan ik zo moge lijk de hier behandelde zaken wil. toetsen. Ik geloof stellig, dat dit uitgangspunt ook mee moet spelen bij de begrotingsbehandeling in onze raad, met name wanneer men het heeft over de grondslagen van het beleid op langere termijn, die nodig geacht worden om een goede toekomst aan de stadsagglome ratie Breda te verschaffen. In deze tijd van de noodzaak van gemeenschapsvoorzieningen om land, gewest en stad werkelijk leefbaar te maken is het toch ondenk baar, dat dit mogelijk zou zijn zonder zeer ingrijpende wijzigingen in de maatschappelijke structuur. Deze is nu nog in grote trekken gebaseerd op het individualistische liberale burgerdom, dat histo risch gezien definitief voorbij moet worden genoemd. Dit zou nog meer in het oog springen als we naar de problemen buiten de stads- begrenzingen op landelijk en wereldniveau keken, maar dat is thans niet op zijn plaats. Maar kan er, om maar iets te noemen, werkelijk sprake zijn van een gegarandeerd volledige werkgelegenheid in onze stad, juist ook gezien in het licht van de groei van de Bredase agglomeratie, in dien wij in dat opzicht volkomen afhankelijk zijn van de goede wil of de onwil van het particuliere bedrijfsleven? Bij een vorige gelegenheid is hier nog ter sprake gebracht de vlucht van ondernemingsvestigingen naar België. Er moge herinnerd wor den aan het debat over de afvoer/zuiveringsregeling. Op zijn gun stigst kan men stellen, dat het gemeentebestuur hier geen enkele zekerheid kan bezitten. Nu kan men zeggen, dat de gemeente in dit opzicht en in vele an dere, met handen en voeten gebonden is aan de landelijke regelin gen. Dat is juist. Maar dat behoeft toch niet te verhinderen, dat een vooruitziend college van burgemeester en wethouders en een vooruitziende raad, de noodzaak van deze structurele veranderingen inzien en onder de aandacht brengen van de hogere overheden. In deze zin namelijk dat zij geen beleid op lange termijn kunnen voeren indien niet op

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 113