114
31 JANUARI 1968
dit stuk grote wijzigingen en hervormingen worden doorgevoerd.
Indien gemeentebestuur en raad hiervoor de ogen sluiten en rustig af
wachten of er ooit iets zal gebeuren, of wellicht ook niets zal ge
beuren, zijn ze medeschuldig als de ontwikkeling in de toekomst
vastloopt. Juist op gemeentelijk niveau wordt men geconfronteerd
met de noodzaak van structuurwijzigingen. Men moet hier natuur
lijk ook het woningvraagstuk noemen met problemen als het ontbre
ken van een grondprijsbeheersing, de mogelijk komende vrijla
ting van de huren, de verdeling van het woningpakket etc.
Mijns inziens moet de vraag gesteld worden of het college niet de
plicht heeft althans de gedachtenwisseling hierover op gang te bren
gen, als dit al niet vanuit de raad zelf geschiedt.
Er komt trouwens nog iets bij. Helemaal afgezien van de concrete re
sultaten is het van het hoogste belang, dat op deze wijze via de ge
meenteraad de politieke discussie in de stad op gang komt. De raad
heeft toch ook een taak als mede-opvoedster tot een gezond en de
mocratisch politiek bewustzijn van de Bredase gemeenschap.
Pas in een dergelijk structurenrakend debat komt tot uiting hoe poli
tiek gesproken de kaarten liggen. Pas dan blijkt of hier in de raad
een afspiegeling is te vinden van de politieke beweging die in ons
land aan de gang is. Nu weten we bijvoorbeeld helemaal niet hoe
de K.V.P. -fractie beroerd wordt door de discussies in de landelijke
partij, een discussie die toch ook consequenties zal hebben voor de
toekomstige gemeentepolitiek.
Thans weten we niet of er radicalen in de fractie zijn. We varen in
de mist. Dat werkt verlammend op de politieke belangstelling en
daarmee op de politieke bewustwording van de Bredase gemeenschap.
Het zou ook interessant zijn te weten waar de P. v.d.A. -fractie in
dergelijke discussies staat en waar de V.V.D.-fractie.
Genoeg hierover.
Van de aspecten die ik hierboven genoemd heb vind ik niets terug in
de begroting, die nu voor ons ligt, noch in de erbij verstrekte toe
lichting, noch in de reacties daarop uit de raad. Men komt nergens
buiten het nu eenmaal gegeven kader waarin we door de huidige
maatschappelijke structuur geperst worden. Dat acht ik een zeer
groot gemis en ik zou gaarne het mijne ertoe bijdragen, dat dit een
volgende maal wel het geval is. Ditmaal acht ik mijzelf nog te zeer
een beginneling dan om dit probleem anders aan te snijden dan nu
bij deze algemene beschouwingen.
Gegeven dat gemis moet ik voor het overige mijn bewondering uit
spreken voor het zeer gedegen, concrete werkstuk dat de begroting
geworden is en voor de nauwgezette vraagstelling van vele raadsle
den. Voor mij is het een grote handicap dat ik een eenling ben en
dat ik uiteraard ook niet kan deelnemen aan het werk in de afdelin
gen. Het is de consequentie van mijn optreden als onafhankelijk
raadslid. Ik beklaag mij dus niet, maar men zal eruit begrijpen dat
ik juist daarom geremd was in eigen reacties vooraf op de begrotings
voorstellen en dat ik eerst eens zo'n hele begrotingsbehandeling wil
meemaken voordat ik mij competent acht om het volgend jaar zelf
meer actief aan de voorafgaande discussie deel te nemen.