11 18 JANUARI 1968 "ben daarbij hun bezorgdheid uitgesproken over de actuele hoge werkloosheid, inzonderheid in de bouwnijverheid; maar vooral hebben zij uiting gegeven aan hun verontrusting over de minder gunstige ontplooiingskansen van de werkgelegenheid in de nabije toekomst. Als elementen van de werkgelegenheidsproble- matiek op provinciaal niveau onderkennen zij onder meer de ver wachte continuering van de sterke groei van de Brabantse beroepsbe volking, het effect van de voortschrijdende automatiseringvan pro- duktieprocessen en de omsingeling van Noord-Brabant door gebieden, waar de ontwikkeling van de industriële werkgelegenheid op bijzon dere wijze door de overheid wordt begunstigd. Mèt de voorzitters van de Brabantse Kamers van Koophandel ben ik van oordeel, dat gestreefd moet worden naar omvorming van het huidige, in veel opzichten onbevredigend regionaal economisch be leid van het rijk, een omvorming in een meer flexibele politiek. Concretisering en uitvoering van het regeringsbeleid, neergelegd in de tweede nota over de Ruimtelijke Ordening, is bij dit alles van wezenlijk belang. Bezinning door een burgemeester nadat hij één jaar het ambt heeft vervuld is nuttig en noodzakelijk en geeft hem bovendien de moge lijkheid het belang van zijn taak te bezien maar deze ook te relati veren. De burgemeester kan vanuit zijn persoonlijke ambities en werkkracht veel initiatieven nemen, die gedragen behoren te worden door het college van burgemeester en wethouders. Zijn positie is alleen al door het feit van zijn benoeming van gewicht. Hij wordt in de ogen van de bevolking gezien als degene, die voor een groot aantal zaken verantwoordelijk is en zijn komst bij diverse gebeurtenissen in de stad is van meer dan gewone betekenis, De representatieve taak van een burgemeester in een stad als Breda is omvangrijk, misschien wel té omvangrijk. Ik ben U, raad en inzonderheid de wethouders en de.^secretaris zeer erkentelijk voor de wijze, waarop U mij in het afgelopen jaar tege moet bent getreden. Het is voor mij en mijn gezin een bijzonder jaar geweest en ik zeg van harte: "Het is boeiend aan Breda alle krachten te mogen wijden". Deze dankbaarheid vindt ook zijn oorsprong in de bereidheid, die wij van de bevolking hebben mogen ontmoeten om ons te accepte ren zoals wij zijn. Het kost ons geen inspanning om deze houding ook in de toekomst voort te zetten. Moge God ons bij ons gezamenlijke arbeid zegenen". 2. VERVALLEN. 3. SCHRIJVEN VAN HET COMITÉ TOETSING ONWENSELIJKHEID LANDBOUWSCHAP. Dit schrijven wordt ter afdoening in handen gesteld van burgemees ter en wethouders.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 11