121
1 FEBRUARI 1968
ben. Vanzelfsprekend, zo zegt spreker, is dit natuurlijk essentieel voor
de organisatie van vandaag en aan die voorwaarde voldoet de W.E.B.
niet.
ECONOMISCHE AANGELEGENHEDEN.
Over de behandeling van economische aangelegenheden is door de
heren Melzer, van der Zwan en ook door de andere fractievoorzitters
tevraagd wat er dient te geschieden in verband met de industriële uit-
reiding in Breda. Hij gelooft dat de heer van der Zwan het iets te
pessimistisch heeft gezien. Weliswaar is de fabriek van Philips geopend,
maar er zijn ook andere uitbreidingen in Breda geschied. Gedacht
dient te worden aan de Polymeerfabrieken en de zeer belangrijke uit
breiding van Skil in het afgelopen jaar. Nu gaat het volgens spreker
erom over de vraag hoe de economische politiek in Breda in de ko
mende tijd zal moeten worden aangepast. Naar de mening van burge
meester en wethouders zijn er 2 belangrijke zaken. In de eerste plaats
is dit de situatie van de Brim. Burgemeester en wethouders zijn van
oordeel dat de activiteiten van de Brim, zoals die op het ogenblik
werkt, dient te worden gecontinueerd. De taak van de Brim is beperkt
en deze ligt heel duidelijk vast in de statuten van deze N. V. en om
vat de aan- en verkoop van gronden, het in erfpacht uitgeven van
fronden, het bouwen en in huurkoop geven van industriegebouwen en
et verstrekken van hypothecaire geldleningen. Deze taak moet naar
spreker's oordeel aan de Brim blijven toebedeeld. Ook wat de acquisi
tie betreft. Al kunnen burgemeester en wethouders zich over dit laat
ste voorstellen dat zij in dit opzicht een belangrijke taak zien.
De oorsprong van de Brim om een sneller en effectiever verloop van
de industrievestiging te kunnen bewerkstelligen zou hij bijzonder graag
gehandhaafd willen zien. Wanneer hierin wijziging zou komen dan zal
hij dit gaarne in de vergadering van de Brim bespreken. Hij heeft daar
helemaal geen geheim mede en zal gaan bespreken en bezien of de
Brim als een aparte N. V.vallende onder verantwoordelijkheid van
de gemeente, de gedachte instemming kan hebben.
Verder spreken burgemeester en wethouders bijzonder aan de algemeen
economische aspecten, waarvan acquisitie, de inbreng van de econo
mische structuur in ruimtelijke zin facetten zijn. Evengoed als het
onderwijs daarvan een facet is en andere voorzieningen in de ruimte
lijke ordening. Hierdoor komt men terecht op het terrein van de uit
voerbaarheid van planologische maatregelen op het terrein van het
economisch onderzoek. Op dit terrein willen burgemeester en wet
houders gaarne hun eigen verantwoordelijkheid zien en wat alleen
toegespitst kan worden door gebruik te maken van de diensten van
instituten, die elders in de provincie werkzaam zijn.
Dit alles, zo deelt spreker mede, brengt er burgemeester en wethou
ders toe om deze economische aangelegenheden in de toekomst dui
delijk in het beleid centraal te stellen.
Veel meer kan hij er momenteel niet van zeggen. Natuurlijk zullen j
burgemeester en wethouders er toe overgaan te komen tot een exacte
omschrijving van de taken die op dit terrein van de economische poli
tiek in de gemeente aanwezig zijn en waar dit dan te zijner tijd toe
leidt daarover kan hij zich thans nog niet uitlaten. De Brim zal er