1 FEBRUARI 1968 122 echter bij worden betrokken. Burgemeester en wethouders zullen dit intern met de organisatie op de secretarie bekijken en er zal ook sprake kunnen zijn dat andere economische instituten hierin betrok ken worden. Het laatste woord is naar zijn mening hierover nog niet gesproken. Hij hoopt dat de gemeenteraad zal kunnen begrijpen dat juist aan deze facetten door burgemeester en wethouders heel bijzon der aandacht zal moeten worden geschonken. Over de vraag, die de heer van der Zwan gesteld heeft, tot het geven van bijzondere faciliteiten aan industrievestigingen is bij een vorige gelegenheid door spreker reeds iets gezegd. Toen heeft hij de mede deling gedaan dat burgemeester en wethouders de opvattingen van de voorzitters van de Kamers van Koophandel gaarne onderschrijven en dus gaarne willen zien dat waar de economische potenties liggen, die daar ook dienen te worden gerealiseerd. Spreker gelooft niet dat men burgemeester en wethouders kan vra- en tot een algemene uitspraak te komen. Bij vestiging van een in- ustrie in Breda zou dit op voorhand faciliteiten van de kant van het gemeentebestuur betekenen. Naar zijn mening doen burgemeester en wethouders er verstandig aan dit van geval tot geval te bezien. Tot een algemene uitspraak voor het geven van faciliteiten zijn burge meester en wethouders niet bereid. DE BELEIDSNOTA. Spreker is bijzonder verheugd over het feit dat de raad de alge mene grondslagen van de beleidsnota heeft onderschreven. Met deze beleidsnota hebben burgemeester en wethouders een stramien, een perspectief op lange termijn willen maken van wat er in Breda en omstreken mogelijk is. Burgemeester en wethouders zouden een dia loog op gang willen brengen. Dit is dan nog wel niet helemaal gelukt maar in ieder geval is de nota op zeer brede schaal in de stad en ook daarbuiten verspreid. Wanneer nu in cijfers gedacht wordt dan zou hij daarop willen antwoorden dat dit ook duidelijk in de 2e nota ruimtelijke ordening staat. Dit is echter slechts een houvast geweest en dat is geen dogma. Het is een perspectief waartoe men zou kun nen komen wanneer alles verloopt zoals in de nota ruimtelijke orde ning wordt aangenomen. Burgemeester en wethouders geven in hun nota dus een perspectief en de raad moet daar niet in zien dat deze nota exacte cijfers geeft. De cijfers daarin hebben een taakstellend karakter en het zijn geen voor spellingen. Als leerling van de le klas van de middelbare school her innert spreker zich dat men in 1936 Nederland in het jaar 2.000 een inwonertal toedacht van 12| miljoen. Sprekende over voorspellingen is dit hiermede te vergelijken. Destijds zijn hiermede ook mensen serieus bezig geweest. Burgemeester en wethouders hebben dit ook gedaan, doch zeggen niet dat de cijfers in hun nota genoemd zullen uitkomen. Het zijn geen voorspellingen en heeft slechts een taakstel lend karakter. De nota moet dus woeden gebruikt om hetTtéleid regelmatig daaraan te toetsen. Men is derhalve niet klaar met deze nota en gis teren hebben de fractievoorzitters daar ook reeds op geattendeerd. Men heeft er zelfs voorbeelden genoemd dat men om op basis van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 122