1 FEBRUARI 1968
130
eigenlijk het perspectief is tegen de achtergrond van de 2e nota ruim
telijke ordening. Indien de gemeente Breda in de woningwetsector met
7 woningen per jaar mag groeien, dan meent hij dat de gemeenteraad
zich niet moet voorstellen dat er 42.000 woningen gebouwd moeten
worden vóór het jaar 2.000. De heer Kroon sprak gisteren daarover.
Dit is de eerste kant van de zaak, doch het geheel is veel complexer
dan alleen maar contigents moeilijkheden want op dit punt hebben
burgemeester en wethouders de gemeenteraad altijd bijtijds geïnfor
meerd. Vandaar dat thans ook tot reconstructie van-andere moei
lijkheden naast de reeds genoemde moet worden gekomen.
Op de duur, zo zegt spreker, daarvan is hij overtuigd zal moeten wor
den gekomen tot de bouw van woningen tegen kostprijs huur en dat de
gemeente van de hele grote contingenten woningwetwoningen af zal
moeten. Dit zal echter pas mogelijk zijn als er een wat redelijker ver
houding bestaat tussen inkomen en huur. Dit probleem kan de gemeente
niet oplossen, doch het is voor de gemeente Breda wel van belang dat
er een keuzemogelijkheid bestaat voor die mensen, die in Breda willen
bouwen namelijk de beschikbare hoeveelheid grond.
Juist vóór de raadsvergadering begon, heeft spreker de laatste gegevens
gekregen met betrekking tot de beschikbare bouwterreinen. Er is nog
een capaciteit van in totaal 7630 woningen, waarvan in de laagbouw
2250 en in de hoogbouw 5400 woningen. Op dit moment zijn er in
aanbouw 848 in hoogbouw, met een vervolg van 880 woningen. Dit is
totaal 1728 woningen. In de laagbouw is dit aantal 545 woningen. Dit
zijn bij elkaar 2273 woningen, aie al in aanbouw zijn dan wel volgend
jaar in aanbouw zullen worden genomen. Er resteert dan nog om te
aan switchen van woningwet naar premiebouw. In totaliteit betreft
it 1083 woningen, waarvan 480 in de laagbouw en 603 in de hoogbouw.
Van dit beschikbare terrein, hetgeen deels reeds is getransporteerd, is
verkocht voor 285 laagbouw-envoor 740 "noogbouwwoningen. Gereser
veerd voor serieuze kandidaten inclusief het winkelcentrum in de Hoge
Vucht is grond voor de bouw van 548 laagbouw- enl056 hoogbouwwo-
ningen. Overigens zijn er nog reserveringen voor 139 laagbouw en 286
hoogbouw. Bij optelling van deze getallen komt men tot 1997 woningen
in de laagbouw, terwijl de capaciteit 2250 woningen bedraagt. Bij de
hoogbouw komt spreker tot het cijfer van 4413 tegenover een capaci
teit van 5400. Indien men beide getallen van elkaar aftrekt dan blijkt
dat de gemeente Breda nog grond te bieden heeft voor 253 laagbouw-
en 987 noogbouwwoningen. Daarom is het niet zo onbegrijpelijk dat
Breda land nodig heeft. Het is nauwelijks met redelijkheid vol te hou
den dat het mogelijk is met een dergelijke geringe hoeveelheid grond
ook nog te bewerkstelligen dat iemand geïnteresseerd wordt om nu spe
cifiek op dit punt, waar die grond beschikbaar is, te gaan bouwen.
Spreker is van oordeel dat het van de zijde van burgemeester en wet
houders ten overstaan van de gemeenteraad goed is dit nog eens nadruk
kelijk onder de aandacht te brengen en dat er ernstig rekening mede
moet worden gehouden dat de woningbouw in Breda binnen nu en af
zienbare tijd ernstig zal stagneren. Dit is uit de cijfers af te leiden.
Dit is geen nieuw geluid en voor de verantwoordelijkheid van burge
meester en wethouders komt het spreker juist voor dat de gemeenteraad
deze verantwoordelijkheid met burgemeester en wethouders draagt. In
mei 1964 is er een raadsbesluit genomen waarbij een grondruil was