134
1 FEBRUARI 1968
bouwvergunningen is een bevoegdheid van burgemeester en wethouders.
Degene aan wie een vergunning wordt geweigerd en zich daardoor be
zwaard voelt, kan zich wenden tot de gemeenteraad als beroepsinstan
tie. Daarom is het naar spreker's mening niet juist dat de beroepsin
stantie wordt betrokken bij het verlenen van bouwvergunningen.
Het welstandstoezicht was in Breda tot dusver onder de werking van de
oude wet een éénmanszaak. Thans is er een nieuwe wet betreffende de
ordening gekomen en daarbij zal Breda zich moeten aanpassen. Dit
moet gebeuren vóór 1 augustus 1968. In denieuwe bouwverordening
komen daarover dus nieuwe bepalingen. De gemeenteraad moet dan
een deskundig college aanwijzen voor het schriftelijk uitbrengen van
advies bij de toepassing van de voorschriften omtrent de welstand.
Spreker is daarom van mening dat het goed is dat de gemeenteraad
zich in dit kader ook conformeert aan ae wet.
Het zou kunnen gebeuren, zo zegt spreker, dat de heer Melzer in twee
de instantie wijst op artikel 20 vergunningen, die wel in de afdeling
openbare werken worden behandeld. Om dit te voorkomen zal spreker
er in eerste instantie nog iets van zeggen. Artikel 20 vergunningen be
helzen namelijk het vooruitlopen op een herziening van een plan, wat
door de gemeenteraad als zodanig is vastgesteld. Indien burgemeester
en wethouders met een artikel 20 vergunningen niet in de vergadering
van de afdeling zouden komen, dan zou dit in feite betekenen, dat de
raad achteraf, deze artikel 20 vergunningen, eenmaal verleend zijnde,
maar klakkeloos had over te nemen in de wijziging van het uitbreidings-
plan, die uit de artikel 20 vergunningen voortvloeit. Om deze reden
hebben burgemeester en wethouders gezegd dat de artikel 20 vergun
ningen wel in de afdelingsvergadering zullen worden behandeld. Anders
wordt er geanticipeerd op een gewijzigd uitbreidingsplan en burgemees
ter en wethouders zijn van oordeel dat de gemeenteraad, die een uit
breidingsplan vaststelt, ook in deze fase de kans krijgt eventuele be
merkingen te maken.
Dat de heer Melzer geconstateerd heeft dat bij subsidiëring van een of
ander doel openbare werken eigenlijk boos wordt aangekeken omdatbrood-
nodige voorzieningen in die sector achterwege blijven, vindt spre
ker bijzonder jammer en hij zou niet weten wat daaraan in redelijk
heid moet worden gedaan. Indien hij de heer Melzer goed heeft be
grepen, dan zou hij gaarne aan burgemeester en wethouders willen
vragen de inwoners duidelijk te maken dat die subsidiezaak past in het
budget, dus de gewone middelen en dat die investering van openbare
werken zit in de kapitaalsector, waar financieringsmoeilijkheden zijn
voor de investeringen. Dit is natuurlijk een factor. Doch daarnaast zou
spreker toch willen vastleggen dat als er voor een subsidie gekozen
wordt de budgettaire ruimte voor dat doel gebruikt wordt en deze
ruimte niet meer beschikbaar is voor de kapitaallasten, die uit de in
vesteringen voortvloeien. Spreker dacht dat dit een van de redenen
was waardoor burgemeester en wethouders toch wel behoeften hebben
gevoeld een nieuw investeringsplan te doen verschijnen. Door de span
ning die er is tussen enerzijds noodzakelijke investeringen en ander-
zijds niet minder noodzakelijke subsidiëringen zal men tot afwegen
van belangen moeten komen.
De heer Melzer heeft de zeer vervelende zaak van het water gememo
reerd, dat 's winters in plantsoenen en op bouwterreinen staat. Spreker