138
1 FEBRUARI 1968
nog plannen om bij het gymnastieklokaal Viandenlaan een dergelijke
mogelijkheid te scheppen en ook in de Hoge Vucht zal getracht wor
den een oplossing te vinden.
Ten aanzien van de opmerking van de heer van Loon, dat het over
dekte bad in Breda-Noord uit het investeringsplan 1968/1969 is geno
men kan spreker mededelen dat burgemeester en wethouders zoveel
mogelijk zullen bespoedigen dat deze zaak ter hand wordt genomen.
Ook de heer Kroon heeft hierover zijn spijt betuigd. In wezen is al
leen in het investeringsplan 1968/1969 opgenomen wat praktisch uit
voerbaar is in het jaar 1968/1969. Een krediet van 85.000, -- voor
het gereedmaken van het plan voor het overdekte bad is nog niet door
gedeputeerde staten goedgekeurd. Als nuchtere mensen hebben burge
meester en wethouders derhalve geconcludeerd dat er in 1968 nog
niets van dit overdekte bad tot stand kan komen en dat in 1969 even
tuele lasten op het budget zouden gaan drukken. Vandaar dat dit uit
zakelijke overwegingen is verschoven.
Spreker wil niet verder over het investeringsplan spreken, omdat dit
veel meer een aangelegenheid is van zijn collega Broeders. Alleen
heeft hij duidelijk willen maken dat er zodanig is verschoven dat het
praktisch haalbaar zal zijn.
Burgemeester en wethouders erkennen de belangrijkheid van deze zaak
en zijn de gemeeenteraad erkentelijk voor het feit dat hij in deze tijd
van financieringsmoeilijkheden de urgentie daarvan aanvoelt en tot
uiting brengt.
De heer van der Zwan heeft een voorbeeld in zijn algemene beschou
wingen aangehaald van het marginale nut en offers voor de burgerij.
Spreker is blij met dit voorbeeld, want het is erg duidelijk. Hieruit
spreekt ook de waardering voor het feit, dat de gemeente Breda be
schikt over Wolfslaar en net Sportcentrum.
Hierin was de heer van der Zwan niet alleen. Over het contact burgerij
en overheid heeft de heer van der Zwan ook nog gesproken en dit is
edeeltelijk beantwoord door de voorzitter van de raad. Een klein on-
erdeel blijft nog daar voor spreker over om te beantwoorden, name
lijk de anonimiteit van de ambtenaren.
Burgemeester en wethouders hebben geen bezwaar dat ambtenaren hun
naam noemen bij transacties ook wanneer dit telefonisch gebeurt. In
de praktijk gelooft hij dat die anonimiteit wel meevalt, want wanneer
men eenmaal in contact is als burger met iemand van een gemeente
lijke dienst dan onthoudt men deze naam wel, omdat de burger met
deze man verder moet gaan. Burgemeester en wethouders zijn gaarne
bereid om op deze opmerking in te gaan en een onderzoek in te stel
len naar de mogelijkheden om de verbinding burgerij met het nogal
ingewikkeld apparaat van de gemeente te verbeteren en daardoor de
ang naar het gemeentehuis en diensten en bedrijven te vergemak-
elijken.
De doorlichting van de bedrijven op efficiency is geen eenvoudige
zaak, zegt spreker. De voorzitter van de gemeenteraad heeft al enige
opmerkingen gemaakt over een informele raadsvergadering waarin in
formeel gesproken zou worden over planning, organisatie en mechani
satie. Indien gesproken wordt over doorlichting van bedrijven op effi
ciency dan zijn derhalve de organisatie-adviseur die in dienst van de
gemeente is nog andere mensen nodig om deze efficiency te beoorde-