1 FEBRUARI 1968 148 niveau gebracht om daardoor het onderwijs zo goed mogelijk te maken. Indien ae heer van Loon spreekt over de externe begeleiding van het onderwijs dan wil spreker hierop niet verder ingaan, omdat het hem niet duidelijk is wat hij daarmede bedoelt. Hij kan er vermoedelijk naar raden. Als het gaat over al die zaken die van betekenis zouden kunnen zijn voor het onderwijs in Breda zoals de samenspraak met el kaar met inbreng van het onderwijs en de begeleiding van jonge men sen naar het volwassen worden dan wil spreker van zijn kant wel stel len dat in Breda een echte vormgeving zou moeten worden verkregen, die adequaat zou zijn aan de behoeften, die er op dit terrein liggen. Daardoor zou er voor deze jonge mensen veel bereikt kunnen worden. Spreker gelooft dat dit in het kader van het onderwijs in de samenle ving een bijzonder belangrijke zaak wordt. Ook op dit terrein zal men echter met beide voeten op de grond moeten staan. Natuurlijk moet erkend worden dat het onderwijs in de samenleving van bijzonder groot belang geworden is. Ook burgemeester en wethouders zien dit zo en hebben hiervoor wel iets over, doch zijn aan de andere kant van oor deel dat dit zo zuinig en zo efficiënt mogelijk moet geschieden. Dit zo op de achtergrond plaatsend, moet spreker opmerken dat hij wat moeite heeft met de formulering, die de heer van Loon heeft gebruikt. Indien de heer van Loon vervolgens zegt dat er een groeiende bereid heid is tot overleg en samenwerking van het katholiek onderwijs ook met anderen dan kan spreker verklaren dat burgemeester en wethouders met bijzondere belangstelling de resultaten van die bereidheid zullen afwachten. Uit de behandeling van het onderwerp schoolpsychologie zal de gemeenteraad begrepen hebben dat burgemeester en wethouders aarne bereid zijn het onderwijs die plaats in hun beleid te geven, die et toekomt. Het is inderdaad zo dat bij de hele ontwikkeling de on derwijsinstellingen een belangrijke functie zullen houden. Ten slotte heeft de heer Melzer gezegd, dat burgemeester en wet houders zijn gekomen tot doorlichting van het technisch onderwijs en het contact met het bedrij fsleven. Doorlichting van het technisch on derwijs is een vrij moeilijke zaak, benadrukt spreker, waarop de ge meente niet zo heel veel invloed heeft. Met betrekking tot de g. t. s. mag hij zeggen dat het ministerie zijn goedkeuring verleend heeft aan een aangepaste opleiding aan de moderne ontwikkeling in het bedrijfs leven. Overigens wordt de opzet van het technisch onderwijs eigenlijk door andere instanties bepaald. In feite heeft het gemeentebestuur daarop een invloed. Bovendien wijst hij erop dat het technisch onderwijs niet eperkt is tot het lager technisch onderwijs, maar ook U.T. S. en H.T. S. omvat en dit voltrekt zich dus in vormen, waarin de gemeente niet zo heel veel te zeggen heeft. Indien de heer Melzer gezegd heeft dat er contact moet zijn tussen het bedrijfsleven en het technisch onderwijs dan meent spreker dat dit con tact zich moet uitbreiden tot de andere vormen van onderwijs. Het technisch onderwijs zal echter de zaak goed moeten volgen in deze tijd. Hierbij kampt het onderwijs met twee zaken, namelijk aan de ene kant is het een beetje conservatief en traditioneel, omdat het de overdracht is van kennis en ervaring aan jonge mensen en aan de an dere kant is het tevens bepalend voor de toekomst.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 148