1 FEBRUARI 1968
158
de keizer zijn recht, dus kan spreker moeilijk verlangen dat de wet
houder deze cijfers bekend zou maken. Hij moet zeggen dit te betreu
ren, maar daar zal de wethouder hem wel in kunnen volgen. Het be
vreemdt hem wel dat andere jaren die cijfers wel zijn gegeven. Daar
bij moet hij wel opmerken dat de cijfers dan in de loop van het jaar
wel eens moesten worden gecorrigeerd. Men kan zich wel afvragen of
het dan toch niet verstandiger was geweest een indicatie te geven van
het resultaat van de rekening 1966 Hij kan zich namelijk niet voor
stellen dat dit resultaat niet bij benadering is te geven.
Terugkomend op zijn vraagstelling over het beschikken over de rente
van de reserves, moet spreker zeggen dat wanneer de wethouder uit
zijn betoog meende te hebben begrepen dat hij bedoelde dat de rente
zonder meer ten bate van de algemene dienst zou moeten worden bij
geschreven, men elkaar heeft misverstaan. Spreker heeft duidelijk ge
zegd en bedoeld dat de renten van de niet-bestemmingsreserves, even
tueel zouden moeten worden aangewend voor de uitvoering van zeer
urgente voorzieningen, waarvoor opdat moment geen dekkingsmidde
len aanwezig zijn. Wanneer de wethouder zegt dat de reserves geen
34» 000.000, -- bedragen maar dat de reële reserves volgens voor
zichtige raming slechts 7 18 miljoen zouden zijn, dan moet spreker
opmerken dat het rentebestanddeel van 7 8 miljoen nog altijd
400. 000, -- per jaar is, die dan voor de uitvoering van zeer urgente
werken zouden kunnen worden aangewend. Spreker waarschuwt ervoor
hem niet mis te verstaan, hij heeft duidelijk bedoeld: zeer incidenteel
gebruiken voor zeer urgente werken. Spreker constateert van de wet
houder te hebben vernomen dat bij de aanbieding van de begroting van
volgend jaar ter zake van de reserves door het college nadere medede
lingen zullen worden gegeven.
Spreker vindt het een ruiterlijke erkenning van de wethouder nu hij
heeft gezegd dat gewoon is vergeten het onrendabel investeringsplan in
de afdeling financiën van de raad ter sprake te brengen. De wethouder
meende dat daarbij dan in het vervolg ook de fractievoorzitters aan
wezig dienen te zijn. Naar spreker's mening was het in het verleden
gebruikelijk dat de fractievoorzitters de behandeling van het onrendabel
investeringsplan in de vergadering van de afdeling financiën mede
bijwoonden.
De wethouder heeft bovendien gezegd dat al die kleine postjes - al die
onbenullige bedragen - toch tot een vrij groot bedrag oplopen. Spreker
heeft in de korte beschikbare tijd toch kans gezien die kleine postjes
- die onbenullige bedragen - te rubriceren en heeft vastgesteld dat in
het onrendabel investeringsplan 22 posten van minder dan 5.000,
voorkomen tot een totaal van 52.038, --, dat er 16 posten voorko
men tussen 5.000,en 10.000,-- meteen totaalbedrag van
108. 380, --, hetgeen betekent dat in totaal 38 posten beneden
10.000, -- in het onrendabel investeringsplan voorkomen tot een to
taalbedrag van 160. 000, --. Hiervan is nog een aantal posten dat
duidelijk in relatie tot grotere bedragen te brengen is. Bovendien
meent spreker te moeten zeggen dat er in het onrendabel investerings
plan zelfs twee posten dubbel voorkomen, namelijk de post onder A 4.1,
21, is dezelfde als volgnummer 5 onder B 7.2 en post A 7, nummer 5