163
1 FEBRUARI 1968
boos. Spreker wil echter aannemen dat het allemaal goed gemeend is.
Als spreker de wethouder goed begrepen heeft, zou er nog maar ruim
te zijn voor 253 laagbouw- en 987 hoogbouwwoningen. Hij meent nu
dat het plan Princenhage-West voorziet in 1600 1700 woningen. Zo
komt spreker er nog een paar honderd tekort; misschien kan daar in 2e
instantie antwoord op worden gegeven.
Spreker heeft verder het idee, dat het jasje van Breda al lang veel te
klein is en dat het voor uitleggen naar de kleermaker is gestuurd.
Het wordt toch wel hoog tijd dat die kleermaker er iets aan gaat doen.
Wat de natte boel betreft in de plantsoenen en bouwterreinen, dat is
niet alleen een kwestie van beplantingen die daardoor verloren drei
gen te gaan, het is ook vervelend voor de jeugd, die daardoor geen
speelterreinen ter beschikking heeft. Nu is het woord "schaalvergro
ting" al meerdere malen gevallen en in dat verband zou spreker wil
len vragen of openbare werken een cultuurtechnisch ingenieur van de
opleiding Wageningen in dienst heeft. Hij meent dat dit de mensen
zijn die speciaal op het gebied de bestrijding van wateroverlast op
geleid zijn.
De VOORZITTER zegt dat hij niet cultuurtechnisch is.
De heer MELZER zegt dat hij teleurgesteld is ten aanzien van de
raadsafdeling voor de verkeerszaken. Hij wil er niet veel over zeggen,
zijn buurman aan zijn rechterhand zal, naar hij aanneemt, hier uitge
breid op terugkomen. Hij wil wel zeggen dat Tilburg en Eindhoven de
ze afdeling wel kennen. Nu kan men wel denken dat het allemaal wel
best gaat met die delegatie aan burgemeester en wethouders, maar
spreker vindt het verkeer wel zo'n dynamische zaak, dat hij graag zou
zien dat de raad hier wat nauwer bij werd betrokken. Spreker moet
zeggen dat als hierover kortsluiting zou blijven bestaan, zijn fractie
dan wellicht wel een motie in zal dienen.
In eerste instantie heeft spreker duidelijk de problemen gesteld die bij
de verbetering van het stadscentrum worden ontmoet. Op de eerste
plaats centrum, op de tweede plaats contingenten, ook niet zo'n ge
makkelijke hindernis is, ten derde de monumentenzorg (waarvan spre
ker al eens heeft gezegd dat hij de indruk heeft dat men monumenten
maakt) en ten vierde de obstakels. Daar heeft hij geen antwoord op
gekregen. Daar gaat het nu net om, dat zijn de kazernes. Het is niet
de eerste keer dat dit probleem wordt aangesneden. Het is zelfs voor
de militairen een probleem. Een compagnie of een batterij soldaten
kan via het centrum maar amper uitrukken. Gaan bijvoorbeeld 40 man
in rijen van vier, dan zetten die het verkeer volkomen vast, plus het
risico dat de achterste soldaatjes het risico lopen dat ze worden aan
gereden.
De heer QUADEKKER zegt dat die een rood licht dragen.
De heer MELZER antwoordt dat overdag geen rood licht wordt ge
dragen of men moet bij de Partij van de Arbeid zijn.
Als met wagens die kanonnen trekken, moet worden uitgerukt, moet