170 1 FEBRUARI 1968 nog niet losgekomen, maar het is natuurlijk ook een kwestie die men zo maar niet kan veranderen, hier moet men even geduld mee heb ben. Het gemeenschapsbesef moet nog gaan veranderen. Spreker vindt het wel een beetje beangstigend, dat hij de enige blijkt te zijn die de noodzaak heeft bepleit van structuurverandering in de maatschappij, die ook noodzakelijk is voor een gemeentebeleid op lange termijn. Hij heeft dit dus verder helemaal niet gehoord en hij meent daarom dit geluid verder te moeten laten horen bij gelegenhe den die zich verder nog zullen voordoen. De VOORZITTER constateert dat door de heren van Loon, Kroon en Melzer opnieuw de verhouding van het college van burgemeester en wethouders met de raad en de wederzijdse informatie en het voortijdig inschakelen van de raad aan de orde zijn gesteld. Door de heer Kroon is in dit verband gezegd dat men in een voortijdig stadium in de keu ken wil kijken. Dit is naar spreker's mening de achtergrond van het geen is gezegd. Wanneer de heer van Loon sprak over vroegtijdige in formatie, gaf hij daarbij twee voorbeelden: de Hispano Suiza en nog een ander voorbeeld. Nu was dat eerste voorbeeld niet zo gelukkig ge kozen, het college kon het onmogelijk eerder doen, maar hij kan zich wel voorstellen - gezien het gewicht van het voorstel - dat men vroegtijdige informatie verlangd zou hebben. Hij mag echter wel na mens het college zeggen dat het hët uiterste zal geven om die vroegtijdi ge informatie te bewerkstelligen. De raad kan dan het voorstel behoorlijk lezen en er overleg over plegen en er kan ook behoorlijk overleg in de afdeling plaatsvinden. Wat betreft de inspraak in de vormingsgeschiedenis zou spreker toch wel willen zeggen dat ieder - in de verhouding college/raad - zijn eigen functie heeft. Met behoud van ieders functie is meer spreken over algemene beleidsaspecten naar zijn mening wel mogelijk. Het is vandaag eigenlijk al gebeurd. De beleidsnota is ingebracht in de raad - nog niet in een afdeling - en verkeert in een bepaald stadium dat verlengstukken moet hebben. De raad heeft daar vandaag en gis teren zeer constructief over gesproken. Wanneer er commissies ko men voor de ruimtelijke ordening en economische zaken, is het niet uitgesloten dat in een bepaald stadium, bijvoorbeeld van interge meentelijke samenwerking, of in een bepaald stadium van het struc tuurplan of van het streekplan West-Brabant, die informatie plaats vindt. In het algemeen zijn dit zaken van algemene aard, die ge woonlijk een zeer lange tijd nodig hebben, vooraleer zij tot stand ko men. Daarom lijkt spreker een wederzijdse informatie wel of) zijn plaats. Hij wil dus herhalen dat het college het uiterste zal proberen om te bereiken dat vroegtijdige informatie - welke zeer gewenst en noodzakelijk is - wordt gegeven. In de keuken kijken kan tot op ze kere hoogte, ieder zijn eigen functie en alleen in die zaken waar het algemeen belang betreft. Dan is het meepraten van de raad in een bepaald stadium wel op zijn plaats. De heer Melzer heeft de hoop uitgesproken dat de voorlichtingsambte naar die 1 maart in dienst komt echt wel een coördinatiepunt zal zijn en dat hij ook ander materiaal naar buiten zal spuien. Het colle-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 170