173
1 FEBRUARI 1968
overgenomen kan door veel factoren worden beïnvloed. Het is maar
een vraag hoe de minister op dat punt van zaken staat.
Spreker meent dat hij niet nader op de kruimels van het ziekenfonds
pakket behoeft in te gaan. De ziekenfondsen letten op het ogenblik
ook op de kleintjes. Bovendien heeft men bij de ziekenfondsen ook
andere terreinen in de gesprekken betrokken. Dat is dus ook eenkwes
tie, zoals hij reeds in eerste instantie heeft gezegd, van tegenover
elkaar afwegen. Het kan dus bepaald verstandig zijn - mede ook in
dit geval - om het te doen zoals het is gedaan.
Jammer genoeg heeft de heer Melzer zijn uitlating met betrekking
tot het huisvestingsbeleid voor de bedrijven niet nader toegelicht. De
heer Melzer heeft hij horen zeggen dat daar toch wel bijzonder om
zichtig bij te werk moet worden gegaan. Nu is spreker niet goed dui
delijk wat de heer Melzer onder deze bijzondere omzichtigheid ver
staat. Even later heeft hij hem eveneens tegen wethouder Broeders
horen zeggen, dat deze bijzonder omzichtig moest zijn. Spreker weet
niet of dat woord voor de heer Melzer een eigen inhoud heeft. Hij wil
er echter geen twijfel over laten bestaan wat het standpunt van het
college al jaren is geweest. Er zijn een aantal vitale functies, bij
voorbeeld bij het ziekenhuis en bij bejaardentehuizen. Op deze func
ties moet het college zeer kien zijn. Onderwijs is ook zo n post. Daar
zijn functies die doorlopend bezet moeten blijven. Daarnaast heeft
spreker afzonderlijk de bedrijven genoemd. Nu is er in de raad te
recht gezegd dat bij de huisvesting van bedrijven een zo slagvaardig
mogelijk beleid moet worden gevoerd en dat zelfs, als dit mogelijk
is, geprobeerd moet worden faciliteiten te verlenen. De voorzitter
heeft reeds duidelijk gesteld dat het verlenen van faciliteiten in fi
nanciële zin, een bijzonder moeilijke zaak zal zijn. Dat is niet pri
mair de taak van de gemeentelijke overheid. Een terrein waar wèl
faciliteiten kunnen worden verleend is het huisvestingsbeleid. Bij het
overwegen van de beslissing om al of niet in Breda industrie te vesti
gen, zou dat geen sta in de weg behoeven te zijn. Het college heeft
daar tot nu toe altijd een royaal standpunt ingenomen. Spreker zegt
dit maar heel duidelijk, omdat de raad, wanneer hij het daar niet
mee eens is, daarvan blijk kan geven.
Het college is van mening - en in het college is hier geen verschil
van inzicht over - dat het zich op dit terrein zeer royaal moet opstel
len tegenover initiatieven voor nieuwe vestigingen en zelfs voor het
verruimen van bestaande vestigingen om zodoende het industriële pak
ket goed gesmeerd en draaiende te houden.
De heer MELZER merkt op dat hij dit laatste nu graag wilde horen.
Wethouder VAN BOXTEL benadrukt dat als hij over bedrijven
spreekt, dat hij bedoelt bestaande èn nieuwe bedrijven. Hierin meent
spreker de heer Melzer te hebben gevonden en begrijpt hij diens om
zichtigheid.
Wethouder VERMEULEN zegt dat de heer van Loon heeft opge
merkt dat de Keizerstraat wel en de Ulvenhoutselaan niet in het in-