184
1 FEBRUARI 1968
recht begrepen. Hiermee wil hij niet zeggen dat alle hoge rekenin
gen daaraan te wijten zijn, maar toch wel een groot aantal.
Spreker wil er ook op wijzen dat als er van hoge rekeningen sprake
zou zijn, nooit in deze rekeningen de eventuele warmteverliezen die
er zouden zijn tussen het ketelhuis en het aangesloten pand, zijn ver
rekend. Deze warmteverliezen komen niet ten laste van de verbrui
kers. De meter wijst aan wat verbruikt is en heeft dus geen betrekking
op de warmteverliezen die voor de ingang van het huis optreden.
Tot slot wil spreker nog even ingaan op het centraal aankoopbeleid,
Met een voorbeeld is dit misschien te verduidelijken: openbare wer
ken heeft een bepaalde auto - 'n vrachtauto - nodig. Wat gebeurt er
dan?
Dan zegt openbare werken tegen de directeur van het vervoerbedrijf:
"Ik moet een vrachtauto hebben die aan bepaalde eisen moet voldoën",
en laat het dan verder over aan de directeur van het vervoerbedrijf.
Dit is de lijn die overal wordt gevolgd. Het is dus niet zo dat de di
recteur van het vervoerbedrijf de behoefte bij openbare werken vast
stelt, hij heeft wel een stem als het gaat over de aard van het object.
Mocht er tussen de diensthoofden van de betreffende bedrijven en de
directeur van het vervoerbedrijf geen eenstemmigheid kunnen worden
bereikt over het merk van een auto of soort van een auto, dan is er
nog altijd het college van burgemeester en wethouders dat een be
slissing kan nemen.
Wat betreft de in de cultuurnota gelegde relatie tussen cultuur en vrij-
e middelen wil spreker even herhalen dat het college geen andere be
doeling had dan om per 1 januari 1968 te stellen dat er een percenta
ge van 8,7 ter beschikking van de cultuur was.
De VOORZITTER stelt vast dat de algemene beschouwingen, re
plieken van burgemeester en. wethouders en fractievoorzitters hierme
de zijn afgesloten. Hij stelt daarom aan de orde:
5. BEHANDELING VAN DE BEGROTING VAN DE TAKKEN VAN DIENST
TEN AANZIEN WAARVAN ARTIKEL 252 VAN DE GEMEENTEWET IS
TOEGEPAST.
a. Openbaar slachthuis.
De heer VAN CAULIL zegt dat het het college zal zijn opgevallen
dat ten aanzien van het slachthuis bij de schriftelijke behandeling geen
enkele vraag is gesteld. Misschien heeft dit het college enigszins ver
wonderd en heeft het de gedachte opgeroepen of er zo weinig interesse
is ten aanzien van het openbaar slachthuis. Spreker heeft geprobeerd
het zo voor zich te vertalen, het is misschien de stilte na de storm in
de stallen of kan gezegd worden: weldadige rust in en om het slacht
huis.
Vooral de laatste jaren is er rond het slachthuis heel wat gebeurd, ge
noemd kan worden de nieuwbouw, de directie-wisseling, wijziging
van de tarieven en er komt zelfs een andere methode van slachten.
Er zouden dus zeker heel wat vragen te stellen zijn. Spreker wil ech-