18
18 JANUARI 1968
Hij vindt het bijzonder belangrijk op pagina 14 te hebben gelezen
dat een werkgroep ten stadhuize zich bezighoudt met een onderzoek
naar totale ruimtelijke accommodatie in de culturele sector, waar
bij onder meer gerapporteerd zal worden over de te verwachten be
hoefte. Hij hoopt dat - zoals hij eerder reeds in deze raad heeft ge
zegd - uitsluitend een overwogen cultureel programma de behoefte
aan dergelijke accommodaties creëert.
Dat in deze nota duidelijk en expliciet wordt gesteld dat de beroeps
kunstenaars inspraak verkrijgen in de Bredase cultuurbehartiging en
dat voldoende en doelmatig atelier-ruimte voor hen ter beschikking
komt een feit dat hem bijzonder verheugt.
Wanneer het op pagina 10 van de nota gestelde, namelijk dat het col
lege uitbreiding denkt te geven aan de stimulans die uitgaat van de
openbare waardering voor kunstuitingen, zoals onlangs door het in
stellen van de Nassau-Breda-prijs is geschied; wanneer die uitbrei
ding onder meer leidt tot instelling van het door spreker gevraagde
stimuleringsfonds voor regionale kunstenaars kan men zich voorstel-
len dat hij deze paragraaf van harte onderschrijft
Dat het college op pagina 13 en 22 op dit moment de behoefte aan
een creatief centrum concreet stelt en de totstandkoming ervan in
de huidige situatie tot een noodzakelijke taak van de gemeentelijke
overheid erkent, lijkt hem bijzonder belangrijk. Gaarne zou hij met
name van dit project een spoedige realisatie zien, zo mogelijk waar
in de besprekingen van de C. W. G. alsook het belangrijk voorwerk en
gedachtenvorming van een werkgroep uit het Politiek Jongeren Con
tact Breda mede als uitgangspunt dienen.
Het instellen van een Cultuurdienst is een belangrijke zaak, als de
structuur van deze dienst een slagvaardig beleid van de afzonderlijke
delen waaruit ze is opgebouwd blijft mogelijk maken.
Wanneer op pagina 9 van de nota wordt gesproken over culturele en
kunstzinnige vorming meent spreker met het college van mening te
verschillen over het begrip culturele vorming en ziet hij met enige
moeite de taakomschrijving en de taakuitoefening tegemoet van de
functionaris op pagina 13 vermeld, welke zich bezig gaat houden
met de culturele vorming, zij het dan ook dat gesteld is dat de func-
tionaris deze vorming slechts bevordert.
Slot.
Samenvattend wil spreker zeggen dat zijn appreciatie voor deze no
ta bijzonder groot is, dat hij echter hoopt dat bij de uitwerking er
van een ruim cultuurbegrip als uitgangspunt dient van een op de toe
komst gericht beleid, waarin de gemeentelijke overheid in belang
rijke mate initiërend optreedt, een beleid waarmede spreker bij het
aanbieden van deze nota de wethouder en zijn ambtenaren oprecht
succes en bijzonder voortvarendheid toewenst.
De heer VAN DER ZWAN zegt dat deze nota in zijn fractie met