2 FEBRUARI 1968
194
derscheid kent tussen villa's en sloperijen, ook wat hun functies en
uiterlijk aanzien betreft.
Op de door de heer Quadekker bedoelde huizen wordt vanuit twee
sectoren druk uitgeoefend. Enerzijds door mensen die er gebruik van
willen maken om in dit landelijk gebied te gaan wonen, anderzijds
door mensen die er sloperijen in vestigen. In dat laatste geval kan
men zeggen met onvergelijkbaar meer nadeel voor de landelijke om
geving, dan in het eerste geval.
Men zit hier echter binnen wettelijke kaders, er zijn vele antwoorden,
daarom is het gegeven antwoord misschien wel kort maar daarom niet
minder juist. Op het gebied ligt een bepaalde bestemming en binnen
die bepaalde bestemming zijn het college en ook de raad beperkt in
de mogelijkheden. Niet mag worden toegestaan dat een gebouw ver
schijnt dat niet is toegestaan.
De heer Quadekker had een voorbeeld van een nabuurgemeente; spre
ker heeft er ook een.
Een oud-burgemeester, die zich graag in Brabant wilde vestigen, had
in een landelijk gebied een boerderij, gelegen aan de openbare weg,
gekocht. Van de plaatselijke overheid had hij toestemming tot ver-
douw tot een woning gekregen. In 's-Hertogenbosch ondervond hij
echter moeilijkheden. Men heeft de zaak toen opgelost door een ar
tikel 20 vergunning toe te passen, zodat in afwijking van de bestem
ming van het uitbreidingsplan deze bouw mocht worden gerealiseerd.
Spreker wil hiermee alleen maar zeggen, dat in incidentele gevallen,
indien het college bereid zou zijn aan een verzoek gevolg te geven, er
toch nog altijd een strijdigheid met een bestemmingsplan blijft. Het
college zelf is niet bevoegd om deze vergunning aan de betrokkene te
geven.
Anderzijds meent spreker dat in het algemeen moet worden opgepast
dat een gebied met zo'n bestemming niet geleidelijk aan door een
andere functies wordt gepenetreerd. Daardoor krijgt zo'n landelijk ge
bied op de duur een andere bestemming.
De heer QUADEKKER zegt dat hij het verhaal van de wethouder wel
kan volgen, maar niet de tendens. Hij heeft gezegd dat het in strijd is
met een bestemmingsplan.
Spreker stelt echter dat wanneer een gebied voor ruilverkaveling in
aanmerking komt en dat wanneer de gronden in handen komen van de
Stichting Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Landbouw, die
stichting als eis stelt dat het woonhuis en de opstallen aan de agrarische
bestemming worden onttrokken. Dit is net andersom als wat de wet
houder zegt, deze zegt dat daar alleen maar agrariërs wonen en agra
rische gebouwen staan. De stichting zegt, dat dit aan de agrarische
bestemming moet worden onttrokken. Wat is alternatief, amoveren
dan wel iemand anders er te laten wonen. Dan komt men weer aan
villa's en sloperijen. Waar het het landschap ontsiert, kan vestiging
van een bedrijf worden tegengehouden. Als overheid kan men de eis
stellen van onttrekking aan agrarische bestemming. Als men onttrekt
aan de agrarische bestemming, wat blijft er dan over van wonen, is
spreker's vraag.
De VOORZITTER meent dat de heer Quadekker een vergissing maakt.