19
18 JANUARI 1968
genoegen is ontvangen en hij sluit zich aan bij de woorden van de
heer Quadekker. Spreker zegt het genoegen te hebben gehad om als
invaller de vergadering voor de culturele zaken bij te wonen.
In deze afdeling is onder andere opgemerkt dat de benaming van sec
tor 4: "creatieve zelfwerkzaamheid (amateuristisch)" ongelukkig is
gekozen. Bij de andere sectoren komt eigenlijk kunst of cultuur tot
uiting. Nu wil spreker niet vallen over een naam of een woord, maar
in de bijlage heeft hij gezien dat diezelfde geringschatting eigenlijk
ook blijkt uit de wijze van subsidiëren. Van de totale subsidiebedra
gen van ongeveer 2.200.000, komt in deze sector ongeveer 4|<7o.
Hij wil ervoor pleiten dat de subsidie met name in deze sector wordt
verhoogd. In de nota kon men lezen dat het college de bedoeling
heeft om een creatief centrum op te richten. De gedachten hierover
zijn nog niet volledig uitgekristaliseerd, nadere voorstellen worden
graag tegemoet gezien.
De totstandkoming van de cultuurdienst kost ongeveer 100.000,--,
Dat is op het bedrag van 2.200.000, ongeveer 5%
De fractie van spreker acht deze uitgaaf verantwoord, omdat hierdoor
een verbeterde coördinatie van het werk gecreëerd zal worden.
Eveneens acht de fractie het verstandig dat het college in deze nota
nog niet is gekomen tot verschuivingen in de uitgaven voor de verschil
lende sectoren, maar dat eerst een nader onderzoek wordt ingesteld
naar de behoeften in de diverse sectoren.
Tot slot wil spreker zeggen dat het hem deugd doet dat als punt 1 van
de conclusies wordt vermeld dat het de bedoeling van het college is
om de cultuur binnen het bereik te brengen van alle lagen van de be
volking.
De heer VAN DER WERFF zegt dat voor de raad een nota van de
cember 1967 ligt, waarin enerzijds "de huidige situatie rond de cul-
tuurbehartiging in de gemeente" wordt geanalyseerd, anderzijds "een
proces van beschrijving" wordt gegeven "van de ontwikkeling van
deze materie in de vorm van een beleidsvisie".
De omhaal van woorden moet hier, als hij het goed duidt, voor- en
omzichtigheid uitdrukken naast de bereidheid ook andere mogelijk
heden van ontwikkeling te onderkennen en zelfs te willen bevorde
ren. Juist omdat deze nota tot nadenken stemt en veel meer nog dan
het cultural survey van 14 december 1965 - dat was toen ook trouwens
haastwerk van de zijde van de raad - tot positiebepaling zowel voor
de raadsleden zelf als voor de gemeente noodt, juist daarom verdient
deze nota van een vijftigtal pagina's dan ook een uitgebreid antwoord.
Voor hij zich echter met de concrete inhoud gedetailleerd bezighoudt,
wil spreker komen tot nadere standpuntbepalingen.
Hoe staat hij tegenover cultuurpolitiek
als Bredaas gemeenteraadslid
als liberaal
als mens.
Hij hoopt dat het niet aan twijfel onderhevig zal zijn, dat hij hier in
feite een eenheid ziet en dat hij slechts ter wille van de duidelijkheid
- de veel genoemde en gesmade duidelijkheid - tot een beschouwing
in 3 aspecten komt. Kortom, hij hoopt dat men zal willen aannemen,