200
2 FEBRUARI 1968
van gesprek geweest. Vorig jaar heeft de heer de Vis gevraagd of deze
nota behandeld zal worden in de afdeling jeugd en sport. Dit is ge
daan en men is zo langzamerhand aan een slotconclusie gekomen en
deze zal aan het college worden voorgelegd. De hierbij te noemen
punten - en dit heeft spreker reeds bij de behandeling in de raad en
in de raadsafdeling gezegd - zullen nogal wat financiële consequen
ties hebben. Men kan ook een aantal zaken noemen die hier bijzon
der urgent zijn. Niet vergeten moet echter worden dat er een hele
boel zaken zijn waaruit moet worden gekozen. Uiteraard is het niet
zo dat niets wordt gedaan aan de opsomming van de problemen die
daarbij aan de orde zijn. Te denken is bijvoorbeeld aan het werk
comité dat zich bezighoudt met de lichamelijk gehandicapten en
aan de sportstichting, welke zich altijd bezighoudt met de vrije sport.
Wanneer daarvandaan voorstellen worden verwacht, dan is het niet
zo dat er niet aan deze zaken wordt gedacht. Bovendien komt er nog
bij, dat de kosten van vakleerkrachten voor de lichamelijke oefening
tegenwoordig worden vergoed, terwijl er vroeger alleen maar vakleer
krachten door de gemeente werden betaald die huishoudelijk onder
richt of muziekles gaven. Er zijn nu dus enkele mogelijkheden om
aan scholen een vakleerkracht in de lichamelijke opvoeding toe te
voegen. Ook dit is mede een gevolg van het feit dat in steden zoals
Breda hoe langer hoe minder mogelijkheden zijn om op straat of
buiten te spelen. Dat was vroeger anders, tegenwoordig moet er op
een andere manier in worden voorzien.
De financiële middelen vormen ieder jaar een moeilijk vraagpunt en
worden in de begroting onderdeeltje voor onderdeeltje veroverd.
Mevrouw JëGER zegt dat zij begrijpt dat volledig ingerichte gym
nastieklokalen kostbare zaken zijn. Iedere school heeft echter een
grote hal. Als men daar matten neerlegt en er enige eenvoudige toe
stellen plaatst, kan men tenminste iets doen.
De heer VAN GASTEL is ergens toch wel blij met het door de wet
houder gegeven antwoord over de nota spelverbetering. Het is spreker
bekend dat deze beleidsnota nog in de afdeling is dat zij te zijner tijd
zal komen. Het rapport is echter al twee jaar oud. Er zitten echter
ook punten in die van direct belang zijn. Het aantal jeugdigen sport
beoefenaren loopt rond de leeftijd 16 a 17 jaar belangrijk terug. Een
van de weinig geld kostende middelen om hierin verbetering te brengen
is naar spreker s mening het voeren van propaganda. Hij vraagt of daar
intussen, totdat de nota komt, niet iets voortvarends aan te doen is.
De werkgroep werkt namelijk uitgaande van het feit "dat de actieve
sportbeoefening van wezenlijke betekenis is voor de individuele, fysie
ke en psychische gezondheid van de mens en het aantal sportbeoefe
naren, georganiseerd of ongeorganiseerd onverbrekelijk is, is het nood
zakelijk maatregelen te overwegen. Daarbij mag gesteld worden dat
de propaganda een belangrijk facet vormt in de Beïnvloeding van zo
wel jeugdigen als volwassenen". Een stuk verderop staat in het rapport:
"na uitvoerige beraadslagingen en overwegingen zijn wij van mening,
dat het meeste effect te verwachten is van een propaganda door mid
del van eigen publikaties en artikelen in plaatselijke en landelijke
pers, sportfilms, lezingen en ook sportbeoefeningen". Spreker meent