20
18 JANUARI 1968
dat ook een liberaal gemeenteraadslid te deze niets menselijks vreemd
is.
Allereerst dus zijn standpunt als raadslid; hij vermeldt dit uitdrukke
lijk: immers alleen in deze vergadering is de raad met enige zeggen
schap bekleed, hierbuiten gelijk aan iedere verdere Bredase burger.
Juist de opvattingen van die burgers zijn voor de raad van eminente
betekenis; van groot belang.
De burgers van Breda verwachten van de overheid voorzieningen: ze
willen scholen voor hun kinderen, parkeerplaatsen voor hun fietsen
en auto's;
ze verwachten behoorlijk water uit de leiding evengoed als een stank-
loze riool.
Ze hoeven geen eigen tv-antenne als het centrale systeem hen alle
mogelijkheden evenzeer opent en
ze stellen evenmin prijs op een eigen kacheltje, mits de wijk dan ook
maar echt centraal verwarmd wordt.
Die burgers verwachten ook arbeidsplaatsen voor jong en oud, maar
realiseren zich anderzijds - in deze samenleving gelukkig wel - dat
als de overheid daarbij méér zou zijn dan voorbereidingsinstituut en
intermediair, dat men dan net zo goed meteen een dictatuur kan uit
roepen!
En de overheid verschaft die voorzieningen, treft die voorbereidingen
tracht bovendien de toekomstige ontwikkeling op allerlei gebied te
analyseren en vóér te blijven.
Dat valt moeilijk in deze tijd: werkgelegenheid, scholing, verkeers
intensiteit, milieuhygiëne..... het zijn alle beladen woorden, be
laden met zorg vandaag, maar vooral voor morgen.
Maar net zo goed als de Bredase overheid die problemen onder het oog
ziet net zo goed zal de Bredase overheid zich de cultuur moeten
aantrekken. Zij zal niet - zeker niet na jaren, waarin een beharti
ging van bepaalde culturele belangen en zelfs een inwilligen van
soms vagere culturele verlangens plaatsgevonden heeft - zij zal ze
ker nu niet als de spreekwoordelijke struisvogel de kop in het zand
mogen steken!
Juist daarom is deze nota bijzonder nuttig, al mist spreker een ver
antwoording over welke cultuur of culturen het nu eigenlijk gaat.
Maar daarover straks.
Nu zijn tweede aspect: wat vindt hij, wat vinden de liberalen in dezen.
Volgens artikel 22 van het beginselprogram "verlangt de partij" - hij
citeert: dat's dus de VVD - "een doelbewust beleid ten aanzien van
de cultuur".
De tekst geeft bovendien aan, dat de partij daaraan hecht in verband
met en hij citeert weer, "de grote betekenis van een zo sterk moge
lijke culturele ontwikkeling van ons volk" en "mede ter handhaving
van het Nederlands geestesmerk".
Daarbij gaat het er voor de overheid om "zo gunstig mogelijke om
standigheden te bevorderen" en "te zorgen dat de bevolking in al
haar geledingen deel kan hebben aan de uitingen".
Daarenboven wordt in artikel 24 zelfs nog in dit hele verband gewe-