2 FEBRUARI 1968 218 dit is op één na. Wethouder VERMEULEN zegt dat alle bewoners op één na hebben evraagd of daar parkeermeters konden worden geplaatst, zulks voor e bezoekers van de daar aanwezige zaken. Dat stuk is bij zijn we ten in de verkeerscommissie geweest. Daar is gezegd dat het toch eigenlijk een beetje waanzin is, want er staan op het Stationsplein, op nog geen vijftig meter afstand, altijd en iedere dag ongebruikte parkeermeters. Men stelt dan voor om die parkeermeters van het Stationsplein over te plaatsen naar de Willemstraat, omdat men dan die vijftig meter niet meer behoeft te lopen. Spreker meent dat de verkeerscommissie - waarin ook de heer van Werkhooven zat - het eigenlijk helemaal met het college eens was. De heer QUADEKKER merkt op dat dit fifty-fifty was. Wethouder VERMEULEN bevestigt dit. Hij begrijpt niet wat er aan communicatiestoornis is tussen de bewoners en het gemeentebestuur. Op hun verzoek hebben zij van het gemeentebestuur als antwoord ge kregen dat het daarvoor geen reden ziet. De neer van Werkhooven heeft tevens gesproken over het keurige plan van de Belcrum. Hij heeft daarbij gezegd dat voor de Anna Paulowna- buurt en de sportparken I en II iets dergelijks ter tafel ligt. Nu mag het zijn dat dit destijds niet zo expliciet in de raad is gezegd, de raad is er echter van op de hoogte. Als het nu goed gebeurd is en de raad die richting uitgaat, ziet spreker echt niet in het werk ondoel matiger te moeten maken door een raadadviescommissie te vormen. Het college zou afstand moeten doen van het advies - zoals de heer Quadekker terecht zegt - van op dit gebied deskundige mensen, waar bij dan weer een werkgroep zou moeten komen, hetgeen de vraag op roept wat die werkgroep dan moet gaan doen; mag die alleen maar voorbereiden? Mogen burgemeester en wethouders misschien dan ook maatregelen treffen in het kader van het reglement van verkeersre gels, of moeten al die maatregelen zoals "nier een parkeerverbod" en "daar een linksaf bord" in de raad of in de raadsafdeling komen? Spreker ziet het allemaal nog niet. Hij meent ook dat het te onvoor bereid in openbare discussie komt. Als altijd is het college bereid om als er redenen voor zijn die duidelijk aantonen dat een bepaalde insti tutie is achterhaald, gezamenlijk te zoeken naar en te praten over een nieuwe vorm waarin alles beter kan gebeuren dan in de tot dus ver bestaande. Hij heeft begrepen dat de heer van Werkhooven hier een positieve toezegging over wilde hebben. Hij meent echter deze toezegging reeds in eerste instantie bij de algemene beschouwingen te hebben gegeven. Daar heeft spreker reeds gesteld, dat het voor het college geen principekwestie is, maar dat het een doelmatig heidskwestie is en bereid te zijn met iedereen die erbij betrokken is, over deze materie in haar hele omvang van gedachten te wisselen. Wethouder BROEDERS zegt dat de door het ministerie van binnen landse zaken gehanteerde maatstaven een grote onduidelijkheid ver tonen. Op de pagina's 3-9 en 3-10 wordt hierover gesproken. Wat deze maatstaven precies inhouden is ook na informatie op het de-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 218