221 2 FEBRUARI 1968 keer in Breda niet in orde zou zijn, is spreker erkentelijk. Eerlijk moet hij zeggen dat hij uit het betoog in eerste instantie toch wel die indruk had, maar hij is blij dat het in ieder geval niet de bedoeling was. Spre ker heeft er nota van genomen dat de heer van Werkhooven voor de le den van de huidige commissie niets anders dan respect en waardering heeft, ook hier is hij blij om. Spreker handhaaft zijn opmerking in eerste instantie, dat als een lid van welke commissie dan ook - of hij nu wel of geen raadslid is - op een gegeven moment van oordeel is dat deze commissie niet meer beantwoordt aan het doel waarvoor zij is ingesteld, als eerste forum het college dient te ontmoeten waarvan hij zelf deel uitmaakt. Daar na heeft hij de mogelijkheid en zelfs de plicht dit in de raad aan de orde te stellen. Deze manier had spreker persoonlijk juister gevonden en in zoverre blijft hij dus met de heer van Werkhooven van mening verschillen. De heer VAN WERKHOOVEN zegt dat dit verschil van opvatting is. Wethouder VERMEULEN merkt vervolgens op dat zowel de heer van der Zwan als de heer Kroon zijn mening hebben onderschreven. Even als het college wordt de raad eigenlijk geconfronteerd met een voor stel waarvan niemand weet wat het eigenlijk wel of niet voorstelt. Als in deze discussie, verkeer - raad - en burgemeester en wethouders te genover elkaar worden geplaatst in de opzet dat de raad wat vroeger, eerder en nauwer bij nieuwe gedachten ontwikkelingen wordt betrokken, dan mag het college naar spreker's mening in alle vriendschap deze zaak terugspelen en tegen de heer van Werkhooven zeggen dat het liever toch wat nauwer, wat eerder en wat duidelijker bij het voorstel betrokken was geweest. De heer VAN CAULIL is het niet duidelijk of er nu een voorstel wordt gedaan of een vraag wordt gesteld. Wanneer het een vraag is, vindt hij het antwoord juist. Maar wanneer het een voorstel is, moet de raad gevraagd worden of het wordt ondersteund. De VOORZITTER neemt aan dat hier een vraag is gesteld. De heer VAN WERKHOOVEN zegt dat het geen voorstel is, maar een uitnodiging om de zaak te onderzoeken. De VOORZITTER zegt dat wanneer het een voorstel zou zijn, hij toch zou verlangen dat net voorstel toch wel duidelijker geformuleerd op zijn tafel zou komen. Dat is de heer van Werkhooven naar zijn mening direct met hem eens. De heer VAN WERKHOOVEN herhaalt dat hij tot een nader onder zoek uitnodigt. De VOORZITTER zegt af te spreken de zaak nader te onderzoeken. De heer MELZER wijst erop, dat de raad binnenkort een nieuw reg lement van orde krijgt. Hierin wordt over raadsafdelingen gesproken.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 221