223
2 FEBRUARI 1968
treft een algemeen belang voor deze slechthorenden en spreker meent
dat men niet helemaal op de juiste weg is.
De VOORZITTER vraagt de heer Quadekker of hij verschil van me
ning met het college wil hebben en niet met de wethouder.
Mevrouw VAN MIERLO zegt gezinnen te kennen waar deze mensen
bij tijd en wijle komen en uitstekend werk doen.
Wethouder VAN BOXTEL zegt dat de wethouder in het vraag- en
antwoordboek geen eigen taal spreekt, het is inderdaad een standpunt
van het college. Spreker vindt het bezwaarlijk wanneer de toch wel
zorgvuldig gekozen beantwoording van deze vraag verder wordt ge
detailleerd dan in dit antwoord is gebeurd. Het gaat hier natuurlijk
direct mede over personen, het lijkt hem daarom niet juist om dat
te doen. Als de heer Quadekker zegt, dat hij over het kwalitatief be
hoedzaam verantwoord antwoord met het college van mening verschilt,
dan zij het zo. De heer Quadekker adstrueert de taakstelling niet, het
college adstrueert zijn stelling toch nog wel op een manier die voor
de goede lezer verstaanbaar kan zijn. wanneer hij vraagt of dit ooit
aan dit gezelschap is medegedeeld, dan kan spreker zeggen dat dit
meer dan eens is gebeurd. Hij heeft nog niet zo lang geleden nog een
gesprek met een deputatie gehad. Daarbij is het inzicht van het col
lege met betrekking tot de werkvorm en de kwaliteit duidelijk tegen
over elkaar geëtaleerd. Er zijn zelfs suggesties gedaan om inde bestaan
de situatie veranderingen aan te brengen, waardoor wellicht een goede
ondergrond zou kunnen worden gevonden. Na dit gesprek zijn er geen
reacties meer ontvangen. Spreker gelooft niet dat het op de weg van
het college ligt om zover te gaan dat het moet gaan stimuleren opdat
er veranderingen gaan komen. In verhouding tot waarin geregeld wordt
gewerkt, zou dit te ver gaan. Spreker meent daarom het gegeven ant
woord volledig staande te kunnen houden.
De heer VAN DER WERFF adviseert tot een cursus leesvaardigheid
voor de leden van de raad.
De heer QUADEKKER weet dat hij niet zo vlug leest, maar toch
wel zodanig snel dat hij ergens taal- en stijlfouten uithaalt. Tussen
de regels door lezen kunnen degenen die ze geschreven hebben waar
schijnlijk beter.
Dat er een deputatie is geweest, waarmee een gesprek is gevoerd,
heeft hij tot zijn spijt niet geweten. Hij kan niet aannemen dat die
deputatie ook slechthorend is geweest, zodat ze het niet verstaan
heeft.
Wethouder VAN BOXTEL zegt dat het toevallig wèl zo was, maar
er is duidelijk gesproken.
De heer QUADEKKER wil dan graag met het antwoord genoegen
nemen. Hij wil er echter misschien later in een persoonlijk gesprek
nog op terugkomen.