2 FEBRUARI 1968
224
Hierna wordt hoofdstuk IV, de begroting van de gemeentelijke ge
neeskundige en gezondheidsdienst en de verhoging van de rechten van
de ambulancedienst aangenomen.
6 d. HOOFDSTUK V, VOLKSHUISVESTING.
De heer VAN DER WERFF vraagt of het juist is dat de tekst die in
antwoord op punt 140 wordt gegeven inmiddels door de feiten is achter
haald en dat het college met gedeputeerde staten van gedachten heeft
gewisseld. Spreker stelt deze vragen nu in aansluiting op datgene waar
over hij in de loop van deze zomer reeds bij de rondvraag nader uit
sluitsel vroeg. Dit kon hem toen niet worden gegeven. Als het college
het liever heeft, komt hij er graag in de volgende vergadering op terug.
Hij vraagt tevens of het eveneens juist is dat het college zich bij die
elegenheid uiterst gereserveerd zou hebben opgesteld ten aanzien van
e mogelijke verdere liberalisatie van het huurbeleid en zo ja, waar
om?
De heer QUADEKKER zegt dat in het antwoord op vraag 147 een
nul te weinig staat. Er is vermeld dat 2\ cent per inwoner van Breda
300, -- per jaar betekent. Hij meent dat dit 3. 000, -- zou moeten
zijn.
De VOORZITTER zegt dat de heer Quadekker gelijk heeft.
De heer MELZER merkt op dat de begroting dan niet sluit.
De heer SP ANJER zegt dat het hier om i cent gaat.
De VOORZITTER is blij dat de heren elkaar geantwoord hebben.
De heer MELZER zegt dat de raad zo les in lezen en rekenen krij gt.
Wethouder VAN BOXTEL zegt dat het antwoord in zoverre door de
feiten is achterhaald, doordat er intussen een hearing heeft plaatsge
vonden. Men moet dit ook als een hearing blijven zien, gehouden
door gedeputeerde staten met een achttal Brabantse gemeenten. In
het algemeen waren dit de grotere gemeenten. Spreker weet niet of
de heer van der Werff op de daarover verschenen publicatie doelt.
Wat hieromtrent in enkele Brabantse kranten is verschenen acht spre
ker niet helemaal juist. Het is dus kennelijk niet door degenen die de
hearing hebben bijgewoond noch door gedeputeerde staten ingegeven.
Het komt van andere zijde.
Spreker kan wel zeggen dat alle aanwezige gemeenten zich positief
tegenover de huurliberalisatie opstellen. Er was per gemeente wel
wat verschil van mening, maar dat is uit de publicatie niet gebleken.
Het verschil van mening ging over de datum van ingang, die als de
meest wenselijke moest worden geacht.
Een en ander is niet meer dan een meningsverschil geweest, gedepu
teerde staten hebben deze gemeenten willen toetsen op hun oordeel.
Breda stond daarbij duidelijk op het standpunt dat huurliberalisatie een
zeer prijzenswaardige zaak moet worden geacht en dat het tijdstip be-