226 2 FEBRUARI 1968 blijken, dat hij een enigszins van de fractie afwijkende mening heeft. Hij is er het wel mee eens dat deze heffing er moet komen, maar hij had liever gezien, dat de grondslag van de heffing niet de kadastrale huur waarde, maar het waterverbruik zou zijn. Het is hem duidelijk dat de waterprijs niet kan worden verhoogd, dan komt men in moeilijkheden met de minister van economische zaken. Hij wil echter voorstellen als basis voor het te heffen tarief de afgenomen hoeveelheid water te ne men. Nu is het wel zo dat het hier om minimale bedragen gaat, maar op de door hem aangegeven manier zal een billijker verdeling over de bevolking plaatshebben. De heffing van de eigenaren van gebouwen vindt spreker te eenzijdig. De heffing is dan wel tijdelijk en betekent 6, -- per perceel, doch het is een principiële zaak. Mevrouw VAN MIERLO onderstreept de woorden van de heer van Gastel. Wethouder BROEDERS constateert dat verschillende sprekers zich positief over het voorstel hebben opgesteld en er akkoord mee zijn ge- aan. Enige opmerkingen vragen beantwoording. De heer van der Zwan eeft gevraagd of de begroting zou sluiten. Dit punt is bij de behande ling van het ander voorstel aan de orde geweest. Er waren in dat voor stel twee kostenfactoren genoemd, de ene factor behelsde de stroom - onderhouds- en bedieningskosten - de andere bestaat uit de kapitaal- lasten. Om deze laatste factor heeft de raad "neen" gezegd en daar om wordt nu met het aan de orde zijnde voorstel gekomen. In het ver leden is het zo geweest dat gedeputeerde staten bijschrijving van de rente accepteerden en dit systeem wordt voortgezet. Of gedeputeerde staten dit zullen blijven accepteren zal moeten worden afgewacht. Het college heeft de stelling ingenomen dat de motivering van de raad om het eerste voorstel te weigeren als argument, moet worden gehan teerd bij gedeputeerde staten. In hoeverre deze argumentatie voldoen de zal zijn zal de praktijk uitwijzen. De raad mag er dus op rekenen dat het college de argumentatie van de raad in de gesprekken zal han teren. De heer van Gastel en mevrouw van Mierlo hebben een afwijkende mening met betrekking tot de vorm waarop de dekking moet worden verkregen. Heffing waarbij het waterverbruik als grondslag gehanteerd moet worden wordt een toch wel billijke regeling gevonden. Men kan hier lang en breed over praten. De lasten zullen gedekt moeten wor den, wat de raad dwingt een keuze te moeten maken. Nu is aan iedere keuze bezwaar. Dat aan iedere keuze een volledig juiste toerekening van kosten verbonden is, lijkt spreker volkomen uitgesloten. Hij wil de heer van Gastel wel toegeven dat het technisch een mogelijke zaak is om ook het waterverbruik als grondslag te hanteren. Hoe dat in de kostenfactor en in de cijfers zou uitpakken is een andere zaak. Het college bereiken nog wel eens klachten dat de rekeningen die nu bin nenkomen voor water en energie al zo onduidelijk zijn dat er op dit moment al moeilijkheden zijn. Het zou dan kunnen zijn, dat de on duidelijkheid bepaald nog groter wordt en dat als het recht aan het waterverbruik zou worden gekoppeld het er in de rekeningen ongemerkt tussendoor glipt. Spreker gelooft dat dit argument niet door de heer van Gastel gehanteerd zal worden. Er is echter een ander facet dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 226