228 2 FEBRUARI 1968 lijke regeling niet heeft. Op het moment dat de afvoer en zuivering niet meer als kostenelement in de begroting paradeert, behoeft geen heffing meer te worden toegepast. Alleen maar ten overvloede wil hij er nog aan toevoegen dat de gemeente natuurlijk ook andere be lastingheffingen kent. De straat- en rioolbelasting voeren bijvoorbeeld een eigen leven in het gemeentelijk budget. Het is met het voorstel dus zo dat als deze uitgaven voor de gemeen te wegvallen de inkomstenraming ook niet meer nodig is. Mevrouw VAN MIERLO en de heer VAN GASTEL delen mede graag aantekening te hebben dat zij op principiële gronden - zij zijn tegen de grondslag van de heffing - hebben tegengestemd. Hierna wordt hoofdstuk VI en het voorstel tot verhoging van de ha vengelden aangenomen. Het voorstel tot invoering van een afvoer/zui- veringsrecht wordt eveneens aangenomen, onder aantekening dat me vrouw van Mierlo en de heer van Gastel geacht worden te hebben te gengestemd. 6 f. HOOFDSTUK VII, EIGENDOMMEN NIET VOOR DE ALGEMENE DIENST BESTEMD. Hoofdstuk VII wordt aangenomen. 6 g. HOOFDSTUK VIII par.2 TOT EN MET 15 ALGEMEEN. De heer BAYENS wil spreken over het artikel der onderwijswet, wat ieder jaar aan de orde is. Hierbij denkt spreker weieens aan wat Cicero steeds heeft gezegd: "en toch zal Carthago verwoest moeten worden". Niet dat spreker veel wil verwoesten. De heer QUADEKKER zegt dat het geen strot afbijten moet zijn. De heer VAN DER WERFF merkt op: "We hebben zo een nieuw stad huis" De heer BAYENS zegt dat zijn fractievoorzitter in zijn algemene be schouwingen over de vergoeding aan het lager onderwijs nogal duide lijke taal heeft gesproken waarmee hij het volkomen eens is. Als hij wethouder Broeders goed beluisterd heeft meende deze, dat de bijzon dere scholen in zekere zin in een gunstiger positie verkeren dan de openbare. Naar spreker meent, wilde hij zeggen dat de bijzondere scholen de mogelijkheid hebben om door concentratie en nauwere samenwerking tot een efficiënter en zakelijker besteding van de gel den te komen. Ook hij wil dit graag onderschrijven. Misschien, neeft hij gezegd, zullen enige moeilijkheden overwonnen moeten worden zelfs sentimenten worden opzij geschoven, maar men moet ook niet vergeten dat men in een autonome positie ook met belastinggelden werkt. De wethouder heeft ook gezegd, dat de stijging van f 88, -- in 1967 naar 100, -- in 1968 niet geheel trendmatig was. Een stijging van 13,6%. De vergoeding uit het gemeentefonds voor de uitgaven lager

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 228