239
2 FEBRUARI 1968
Voor wat de voorlichting betreft zegt spreker dankbaar te zijn voor
het boekje, dat de heer van der Werff hem heeft overhandigd. Spre
ker heeft ook nog hele dikke boeken en verder heeft hij alles op het
gebied van het onderwijs, ook van het ministerie op zijn tafel liggen.
Het college heeft zich afgevraagd wat nu de meest juiste methode
voor het geven van voorlichting is. Eerst als de leerlingen de lagere
school verlaten worden de ouders geconfronteerd met de vraag welke
mogelijkheden er aan verder onderwijs liggen en waar men daarvoor
terecht kan. Het college meent, dat het het meest doelmatig is om
de voorlichting zo eenvoudig mogelijk te houden en tevens een in
zicht te bieden in wat de mogelijkheden te Breda zijn. Spreker heeft
een gesprek gevoerd met het pedagogisch centrum en daarbij de vraag
gesteld of men daar een leesbare en niet te omvangrijke brochure kan
maken. Spreker onderschrijft, dat er in het onderwijs zeer veel mensen
werken, die zich grote inspanningen getroosten en die alles doen wat
maar mogelijk is om zo goed mogelijk onderwijs te geven. Er zal ge
ïnventariseerd worden hoe de situatie nu te Breda is als de v. w. o. aan
de orde is. Voor zover het spreker bekend is, is er in de katholieke
sector een goed overleg met de scholen die daarbij zijn betrokken,
waardoor ook de eenheid van het programma van de brugklassen ver
zekerd is. Ook in de protestants christelijke sector is overleg geweest
en ook bij het bijzonder neutraal onderwijs. De inventarisatie is be-
onnen en als deze van de grond is zal de raad daarvan zeker kennis
rijgen. Naar spreker's overtuiging zou het zo moeten zijn, dat er tus
sen de 3 groeperingen verder contact blijft bestaan, zodat die sectoren
op elkaar afgestemd zijn waardoor een van de wezenlijke elementen
van de v. w. o. tot zijn recht komt.
Bij de beoordeling van de vraag voor welk onderwijs een leerling het
meest geschikt is zal men nog veel ervaring moeten opdoen in het
eerste stadium van het onderzoek. De activiteiten, die spreker in de
ze kring ontmoet heeft waardeert hij bijzonder. Hij heeft er ook be
grip voor, dat al datgene wat in het kader van de v.w.o. mogelijk is
tijd zal vragen om tot echt goede resultaten te leiden en dat aat heel
veel inspanning zal vergen. De gedane stappen geven inderdaad de
hoop, dat men de problemen onderkent. Men zal echter van meet af
aan bereid moeten blijven om in de opzet en programmering de doel
stelling van de doorstroming centraal te stellen.
Voor wat het bedrag per leerling betreft, waarover de heer van der
Werff heeft gezegd, dat het standpunt van zijn fractie correspondeert
met dat van het college, kan spreker nog zeggen, dat er ook nog een
beroepsmogelijkheid is met betrekking tot het bedrag per leerling. Het
kan zijn, dat het bijzonder onderwijs van deze mogelijkheid gebruik
maakt. Een hoger college zal dan in beroep moeten uitmaken of het
door het college voorgestelde bedrag inderdaad redelijk is. Over de
schoolraad diensten kan spreker momenteel niet zoveel zeggen. Wel
wil hij zeggen, dat het college het ten principale er wel mee eens dat
de schoolpsychologie inspraak van en overleg met het onderwijs gere
geld dient te worden. Hij is ervan overtuigd, dat men door toepassing
van dit systeem elkaar beter zal leren begrijpen en dat men daardoor
beter in staat zal zijn de problemen te analyseren.
Over het i.v.o. zegt spreker, dat hij met de grondgedachte van de
heer van der Werff namelijk dat het i.v.o. een plaats kan vinden bin-