242 2 FEBRUARI 1968 meent die inventarisatie drie maanden voor de vakantie, die dit jaar op 10 juli begint, klaar zal moeten zijn, ten einde de hoofden van scholen en de docenten gelegenheid te geven zich te prepareren en in te spelen. Hij vraagt zich af of men nu al niet in tijdnood aan het raken is. Als de zaak eenmaal loopt, dan groeit het verder wel en zal het verder wel integreren. Ten aanzien van het i. v. o. is spreker met de principeverklaring van de wethouder content. Hij realiseert zich, dat de wethouder moeilijk meer kan doèn dan deze verklaring afgeven. Vorig jaar heeft de wethouder nog gezegd, dat de hele sfeer van het onderwijs hem nog vreemd was. Als men hem nu in zijn betoog hoort komt men tot de conclusie, dat hij nu reeds een insider is. De wet houder heeft gesproken over I.e.a.o. en waarom niet over h.e.a.o. vraagt spreker zich af. De heer BAUENS zegt na de vragen van de heer Barij over het leer lingenaantal er niets meer van te begrijpen. Hij vraagt of de wethou der hieromtrent een duidelijke uiteenzetting wil geven. In het stuk staat, dat het gemiddeld aantal leerlingen voor het bijzonder onder wijs 27-g bedraagt, terwijl de wethouder heeft gesproken over 18 1/3 voor de school in de Middellaan en 28| voor het bijzonder onderwijs. Wethouder BROEDERS zegt de heer Barij toe, dat hij in de afdeling voor het onderwijs een nadere toelichting zal geven over het gemid- 1 deld aantal leerlingen, omdat hij thans niet over de cijfers beschikt voor de verschillende sectoren van het bijzonder onderwijs. Verder zegt spreker blij te zijn, dat de raad op dit moment toch wel met het voorstel van het college om het bedrag per leerling op 100, -- vast te stellen kan meegaan. Het bedrag van 100, -- is geen magisch getal; het wordt elk jaar opnieuw bekeken om het bedrag zo juist mo gelijk vast te stellen. Hierbij komt dan onmiddellijk aan de orde, het geen de heer van der Werff heeft gesteld namelijk de zorg voor een optimale onderwijsmogelijkheid. Dit is niet alleen van belang voor het bijzonder onderwijs maar ook voor het openbaar onderwijs, waar voor de raad rechtstreekse verantwoordelijkheid heeft. Met mevrouw de Bonte is spreker het niet helemaal eens, wanneer deze zegt, dat de verhoging van de uitkering alleen maar een tege moetkoming is in de gestegen kosten. Hij gelooft niet, dat de kosten stijging zodanig is geweest, dat daarop de verhoging van het bedrag per leerling zou kunnen zijn gebaseerd. Aan het adres van de heer Kroon zegt spreker nog, dat een verhoging van het bedrag per leerling niet betekent, dat hier een hogere uitke ring uit het gemeentefonds tegenover staat. Met de inventarisatie hoopt het college tijdig klaar te zijn. Daarbij is het evenwel afhankelijk van de reacties uit het onderwijs zelf, doch naar zijn mening zal dit geen moeilijkheden opleveren. Als de heer van der Werff vraagt waarom niet gesproken werd over h.e.a.o. zegt spreker, dat hij ook nog de m.e.a.o. zou kunnen aan- halen, omdat daarvan ook nog een school te Breda is. De heer BADEN S vraagt, hetgeen de heer van der Werff ook al ge vraagd heeft of het mogelijk is, dat in de afdeling voor het onderwijs

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 242