243
2 FEBRUARI 1968
een specificatie gegeven wordt van de kosten van het buitengewoon
lager onderwijs.
Wethouder BROEDERS zegt toe, dat hij zal nagaan of dat mogelijk
is.
De heer KRAMER zegt, dat de onderdelen jeugd, sport en recreatie
een belangrijke plaats innemen in een harmonische samenleving. Om
een goede harmonie te verkrijgen is tijdig bijsturen onontkoombaar.
De heren Kroon en van Loon hebben het in hun algemene beschouwingen
ehad over wonen, leven, werken en recreëren in Breda. Over de on-
erdelen, jeugd, sport en recreatie is echter nog niet veel gezegd.
Duidelijk moet zijn, dat handelingen altijd worden voorafgegaan door
een theoretische visie. In de politiek heeft men de taak ernstig te zoe
ken naar de mogelijkheden, die de totale mens ten goede komen.
Met betrekking tot jeugd, sport en recreatie is al heel wat bereikt en
het einde is nog niet in zicht. Gezien het goede werk in het verleden
heeft spreker er geen angst voor dat de aanpak hiervan zal blijven lig
gen. Om overdrijving te voorkomen wil spreker opmerken, dat het
ouderlijk huis niet mag vergroeien tot een soort parkeergelegenheid.
Dit wil echter geenszins zeggen, dat men bij sport en recreatie en in
mindere mate bij het jeugdwerk geen rekening zou moeten houden
met een schaalvergroting. Steeds zal als vuistregel luiden: "In een
nieuwe situatie een nieuwe aanpak". Hoewel het nut van vrije tijds
besteding vele facetten heeft wil spreker er enkele noemen namelijk t
een gezonde ontwikkeling voor lichaam en geest, persoonlijkheids
vorming, het leren werken in teamverband. Een en ander is niet mo
gelijk zonder de hulp van simpel jeugdwerk zonder verantwoorde spel
en sportuitingen en ook niet wanneer de mogelijkheid tot het verpo
zen in de frisse buitenlucht zou mankeren.
Voor wat de jeugd betreft zegt spreker, dat naast het gezin en de
school voor jonge mensen de jeugdorganisatie op de derde plaats komt.
De jeugdorganisatie kan een rijkdom aan vriendschap geven en het so
ciaal gevoel verder of voor het eerst ontwikkelen. Jeugdwerkleiders
behoren er van doordrongen te zijn, dat in hun werk grote pedagogische
mogelijkheden schuilen. Hij heeft begrepen, dat er een nota omtrent
functie en structuur onderweg is. Hij hoopt alleen maar, dat er niet te
veel stopplaatsen in de nota zijn.
In het antwoord onder volgnummer 175 zegt het college, dat in de no
ta aandacht zal worden geschonken aan inspraak en inschakeling van
de jeugd bij het te voeren beleid. Als waarschuwing aan de jeugd zegt
spreker, dat inschakeling niet wil zeggen, dat overleg met de gemeen
te is uitgesloten. Spreker wacht met meer dan gewone belangstelling
op die nota en hij meent te mogen aannemen, dat het bekende Cower-
rapport daarvoor als een bepaalde richtlijn zal dienen. Hij hoopt dat
de nota niet te omvangrijk zal zijn, omdat regelingen met betrekking
tot het jeugdbeleid flexibel moeten zijn. Er wordt steeds over jeugd
werk gesproken, maar een ander woord namelijk jeugdservice komt
steeds meer in zwang en spreker gelooft dat dat juist is. Hij meent,
dat de organisatie in de stad vrij goed is. In dit verband noemt hij het
Stedelijk Jeugdcentrum, dat de aangesloten organisaties bevordert,
coördineert en stimuleert. Hij hoopt dat het instituut meer armslag