245
2 FEBRUARI 1968
ten zijn en dat is een nota waarin de visie van burgemeester en wet
houders wordt neergelegd.
Op korte termijn zou spreker willen weten hoe men tot een bepaalde
sportkeuze komt en verder, waarom menop 17-jarige leeftijd beëin
diging van sportbeoefening constateerde.
Op de derde plaats zou hi] willen weten of er een opleidingsinstituut
in Breda te realiseren is met betrekking tot de organisatie, de techni
sche en pedagogische leiding van de ongeorganiseerde sportbeoefening.
Spreker zegt niet te kunnen nalaten iets te zeggen over het betaald
voetbal. De eerste stap op dit terrein is nu gezet. Hij is erover ver
heugd, dat er een studiecommissie tot stand is gekomen en dat N. A.C.
en Baronie in deze commissie samen gaan praten is een belangrijk feit.
Hij vraagt er aandacht voor, dat de raad tussentijds geïnformeerd wordt
omtrent het verloop van de besprekingen. Anders is net straks weer al
les of niets en is er weer geen mogelijkheid om door overleg tot bijstu
ren te komen.
Deze kwestie is voor spreker de moeilijkste uit zijn loopbaan als raads
lid. Men moet kiezen tussen een financieel hachelijke onderneming
en het bieden van ontspanning voor duizenden kijkers. Dit mag geen
zwart-wit situatie worden, dit mag geen ja of nee zijn. Er moet vlug
een oplossing komen die misschien dan wel grijs zal zijn. Hij vindt
dat er grote risico's aan zitten en hij is blij, dat de voorzitter zelf ge
sproken heeft over een tijdige informatie en over de mogelijkheid om
in de keuken te kijken.
Spreker is in deze vóór overleg met maatschappelijke organisaties en
articulieren. Als de raad hier niet tijdig bij betrokken wordt moet
ij zich zo langzamerhand gaan voelen als een le kamer. Als dit zou
gebeuren zou spreker dat betreuren.
Bij de beroepsvoetbalsport en de beroepssport in het algemeen zal men
zich steeds de wezenlijkheid en de noodzakelijkheid moeten afvragen.
Toch wil hij in deze tot voorzichtigheid manen. Potentieel kan Breda
en omgeving nooit verder komen, dan een twintig 4 vijfentwintigdui
zend bezoekers. De schrik slaat spreker om het hart als hij de verwach
ting van 60.000 bezoekers hoort uitspreken. Als we dan over een ac
commodatie voor 60.000 bezoekers beschikken krijgen we die nooit
vol. Hij is wel bereid om aan uitbreiding van accommodatie mee te
werken, doch men moet zich goed realiseren, dat men geen concur
rentie aan Rotterdam en Amsterdam kan aandoen. Er moet ook reke
ning gehouden worden met de recreëergewoonten waarvoor te zijner
tijd ook geld beschikbaar zal moeten worden gesteld.
In "De Stem" van 15 januari 1968 heeft spreker het hoofd: "Is voetbal
bezig aan zelfvernietiging?" gelezen. In Engeland en Flankrijk staat
het voetbal voor een bankroet. Met zorg heeft spreker gelezen, dat
de belangstelling voor beroepsvoetbal zienderogen achteruit gaat met
zo'n snelheid, dat de verenigingen zich afvragen hoe ze het hoofd bo
ven water moeten houden. Bij dit alles is het verheugend, dat het ama
teurvoetbal een stijgende belangstelling geniet. Er zijn redenen te óver
om in deze niet te overdreven optimistisch te zijn. Nu het overleg er
is is spreker's fractie bereid daaraan voor maximum vier jaar zijn steen
tje bij te dragen.
Het derde onderdeel van spreker's betoog betreft de recreatie. De re
creatie is een eerste behoefte van de massa. Er is een wezenlijke ver-