2 FEBRUARI 1968
246
houding tussen arbeid en recreatie. De vorm waarin recreatie plaats
vindt loopt uiteen. Bij het maken van plannen is spreiding van de re
creatie zeer belangrijk. In dit verband pleit spreker voor een groter
en beter parkbezit. Parken, waarin men iets meer mag dan wandelen
alleen. Voor wat de waterrecreatie betreft zijn er te Breda echt te
weinig mogelijkheden. Zijn gedachten gaan uit naar een centrum in
het bijzonder voor de rustige watersportbeoefenaars. Voor de bevorde
ring van het watertoerisme is een jachthaven onontbeerlijk. Onder
welke dienst de recreatie ondergebracht moet worden is spreker een
raadsel. Enerzijds bij de sport en anderzijds kan men bij de cultuur
ook over recreatie spreken. Hij is bang dat de recreatie straks tussen
de wal en schip zal invallen. Hij is huiverig voor een nieuwe dienst,
die dan recreatiedienst genoemd zou moeten worden. Een inventari
satie op dit gebied is dringend nodig en eveneens de verdeling en in
richting van de verschillende taken.
Spreker is van mening, dat met een goede organisatie, afgebakende
taken en betere bevoegdheden meer te bereiken is. Hiermede mag
niet te lang gewacht worden.
Spreker is verder van mening, dat bij dit alles de V. V. V. niet ver
geten mag worden. De V. V. V. verzet veel en goed werk. Een be
paalde relatie tussen de overheid en de V. V. V. behoeft geen bezwaar
te zijn. Stimulering van de ontwikkeling is een belangrijke zaak,niet
alleen nationaal maar naar hij hoopt ook internationaal. Hij ziet
Breda in zijn gedachten zo graag als de hoofdstad van de Benelux. De
congreszaal moet straks toch ook vol komen. In het verslag van de
V.V. V. staat dat 127.000 bezoekers Breda bezocht hebben. Er moet
voor dit alles voldoende contact zijn tussen de overheid en de V. V. V.
om in het kader van de dienstverlening het mogelijke te bereiken. Hij
spreekt er zijn waardering voor uit dat aan een en ander actief gewerkt
wordt. Ook voor de recreatie in de open lucht lijkt een rapport als
eerder door hem bedoeld een belangrijk document om het goed te kun
nen doen en om het werk bij te kunnen blijven. Spreker zegt, dat zijn
fractie ervan overtuigd is, dat dit werk zonder overheidssubsidie ondenk
baar is. De begrippen zakelijkheid en doelmatigheid mogen echter
niet worden uitgesloten. Vanuit ons ideaal hebben wij gepoogd er toe
te kunnen komen, dat de bevolking niet aan verveling ten onder gaat
en dat legt ons grote verantwoordelijkheden op.
Tot slot zegt spreker dat christelijke politiek een opdracht is. Gezamen
lijk hebben we de plicht om onze samenleving leefbaar te houden en
te maken. De protestants christelijke groep ziet het voorstel, dat be
trekking heeft op de vrije-tijdsbesteding in zijn totaliteit zeer positief
tegemoet.
Mevrouw KRENS zegt, dat zij door het college voor antwoord op
de vragen onder de volgnummers 175, 222 en 224 verwezen wordt
naar de jeugdnota. Zij meent te mogen aannemen, dat deze jeugd-
nota in de plaats komt van de jeugdsubsidieregeling 1962. Als dit zo
is, vraagt zij of er in de nota in ruime mate aandacht wordt geschon
ken aan het onderdeel sport en spel. Als de nota op tafel komt is het
moeilijk om daaraan nog een onderdeel toegevoegd te krijgen. Zij
is van mening, dat bij dit onderdeel een groot gedeelte van het jeugd
beleid kan worden ondergebracht. Als antwoord op vraag 225 zegt het