2 FEBRUARI 1968
250
lijkheden te scheppen. Gelukkig is er niet ver van Breda verwijderd
een prachtig gebied voor de waterrecreatie. Men kan er gemakkelijk
naar toe varen. Alleen is het minder plezierig, dat de sluizen zo
vaak dicht zijn.
In Breda zelf zijn praktisch geen mogelijkheden om er een haven te
maken en een daarbij behorende ruimte om de boten in op te bergen.
Het is echter niet onmogelijk, dat er in de toekomst mogelijkheden
zullen ontstaan om daar eens wat aan te doen.
De heer Kramer is een beetje bang, dat de recreatie tussen de wal en
het schip zal vallen. Er is naar spreker's mening geen aanleiding toe
om dat te veronderstellen. Er zijn een hele boel uitvoeringsorganen,
die aan recreatie doeleinden werken. Hij denkt aan het aanbrengen
van beplantingen, banken etc. Waar mevrouw Krens over de jeugd-
nota gesproken heeft zegt spreker, dat sport en spel, daarin niet zul
len worden opgenomen. Dit zijn elementen, die in de sportnota tot
uitdrukking zullen komen. Wel zal in de jeugdnota ruimte worden
gereserveerd voor de jeugdrecreatie.
Met betrekking tot de vraag van mevrouw Krens over de sportzaal in
Tuinzigt antwoord spreker nog, dat uit een gesprek, dat het college
met de architect van het gebouw gehad heeft gebleken is, dat zowel
de vloer als de verlichting aan de te stellen eisen zullen voldoen.
De heer KRAMER dankt de wethouder voor het uitvoerig antwoord,
dat hij op zijn vragen heeft gekregen.
Met betrekking tot de ruimtebiedende gelegenheden hoopt hij dat het
college niet om de hete brei zal blijven heendraaien. Het is een ake
lige zaak, maar het is ook een belangrijke en dure zaak. We moeten
zelf iets doen. Spreker is blijdat er op dit punt een bepaalde visie
bestaat en dat er een urgentiebepaling is. Hij hoopt hierover over een
jaar van de wethouder meer te horen.
Verder is spreker blij, dat de zaak betreffende de waterrecreatie niet
afgevoerd is, ook niet al zijn er op dit moment moeilijkheden.
Voor het feit, dat de wethouder nog enig uitstel gevraagd heeft voor
de nota spelpeilverbetering hééft hij begrip.
Wethouder VAN BUNEN zegt, dat er niet alleen een zorg bestaat
om ruimtebiedende gelegenheden te stichten, maar ook om ze vol te
krijgen. Er is momenteel een onderzoek gaande naar de accommoda
tie, doch het is niet altijd mogelijk te onderzoeken op welke wijze
een ruimtebiedende gelegenheid wordt gebruikt. Het college is van
mening, dat er een organisatie als coördinator voor de ruimtebieden
de gelegenheden moet gaan optreden. Daarvoor zal men een stevige
organisatie moeten zien te vinden. Het college wacht even het resul
taat van het onderzoek naar de nodige accommodatie af.
De heer VAN DUN zegt, dat bij de behandeling van de cultuurno
ta reeds zeer uitvoerig over de cultuur is gesproken. Desalniettemin
wil hij aan de hand van de begroting 1968 en het vraag- en antwoord-
boek een aantal vragen en een tweetal opmerkingen aan de wethouder
voorleggen.
Vroeger heeft hij al eens gevraagd naar een overzicht van alle subsi
dies, die toegekend worden aan net Brabants Orkest. Nu vraagt hij of