252 2 FEBRUARI 1968 saldo, dat door het geven van kindervoorstellingen voor de schouwburg zou optreden, verdwijnt. Hij zou het echter toen wel betreuren als de schouwburg het niet meer tot haar taak zou rekenen om kindervoor stellingen te geven. De heer VAN DER WERFF zegt bij dit onderwerp wel enige kantte keningen te willen maken. Ten aanzien van het antwoord op vraag 43 zegt hij, dat naar zijn mening een te gunstige voorstelling is ge geven van de uitgaven per hoofd der bevolking, omdat het aantal in woners is gesteld op 121.300 en dat is mintens 1 "]o te veel, althans volgens de buitenkant van de blauwe boeken. Spreker's bezwaar naar aanleiding van het antwoord op vraag 218 is dat te veel voorbijgegaan wordt aan het feit, dat de leden, waarvan de zinvolle vrije-tijdsbesteding wordt toegejuicht, in zo'n uitgebrei de mate een beroep moeten doen op professionele hulp. Dergelijke hulp kost veel geld. Naar aanleiding van het antwoord op vraag 189 zegt spreker, dit niet helemaal te begrijpen. Hij acht het mogelijk, dat de fout ten deze helemaal bij hem ligt. Hij meent, dat in de be groting wordt geraamd van 1 januari tot 1 januari. Hij heeft de indruk, dat in de begroting 1967 voor het Brabants Conservatorium toch ook een bedrag is opgenomen tot 1 januari 1968. In verband daarmede vraagt hij waarom nu de maanden september, oktober, november en december nog eens in de begroting worden opgenomen. Ten aanzien van vraag 195 zegt spreker, dat er wederom een efficien- cy-onderzoek wordt ingesteld bij de leeszalen. De uitslag van het vo rige onderzoek was zo vertrouwelijk en intern, dat bijna niemand daar uit gevolgtrekkingen heeft kunnen maken. Dat onderzoek was opgezet door beide besturen, doch met medeweten van zo al niet op instigatie van het college. Als het vorige onderzoek niet goed was vraagt hij zich af wat er met het nieuwe onderzoek zal worden gedaan. Op deze manier blijft men aan het studeren. Wat is daarvan de reden? Wethouder GIELEN zegt te weten, dat de heer van Dun enkele andere gedachten heeft over de cultuurnota, die hij te eng van opzet vindt. Bij de behandeling van de cultuurnota is daarover al gesproken. Hij hoopt op den duur dat aan de verlangens van de heer van Dun zal kunnen worden voldaan. De heer van Dun heeft gevraagd of er geen gevaar voor dubbele subsidiëring aan het Brabants Orkest bestaat en of de controle op de besteding van de subsidiegelden wel effectief is. Spreker kan de heer van Dun op dit punt gerust stellen. Dit is één van de argumenten vóör het bestaan van het subsidiëntenoverleg namelijk dat er nu vanuit een centraal punt veel nauwkeuriger wordt toegezien op de besteding van de gelden dan vroeger het geval was toen elke subsidiënt zich afzonderlijk met deze zaken moest bezig houden. Bovendien subsidieert ook de rijksoverheid in overleg met het subsidiëntenoverleg deze zaken nauwlettend in het oog houdt. Wat is nu het standpunt van het college ten aanzien van Ensemble heeft de heer van Dun gevraagd. Daarop is geantwoord dat het col lege op dit punt nog geen ander standpunt heeft ingenomen en dat over deze zaak uitvoerig van gedachten is gewisseld in de vergade ring van augustus. De westelijke drie toneelgezelschappen zijn voor nemens om zich min of meer achter de waterlinie terug te trekken

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 252