2 FEBRUARI 1968 254 worden ook opdrachten verstrekt aan kunstenaars in en buiten Breda. Als spreker de heer van Dun op dit punt geen toezegging kan doen neemt dit niet weg, dat in een later stadium mogelijk ae gedachten hieromtrent zich kunnen wijzigen. Aan het adres van de heer Spanjer zegt spreker, dat de kosten daar moeten drukken waar ze thuis horen, zoals zijn collega Broeders reeds eerder op de avond betoogd heeft. Er is uitdrukkelijk een afspraak ge maakt met de Stichting Jeugdrekreatie, dat de kindervoorstellingen zouden worden gegeven zoals dat nu gebeurd is. Er is wel enige tege moetkoming van de zijde van de schouwburg, maar de schouwburg krijgt van de Stichting Jeugdrekreatie huur, wanneer er een jeugdvoor stelling wordt georganiseerd. Dit gebeurt in volle harmonie met de Stichting Jeugdrekreatie en men behoeft niet bang te zijn, dat het ge volg hiervan zal zijn, dat er minder kindervoorstellingen zullen wor den gegeven dan vroeger het geval was. De heer van der Werff heeft over het Brabants Conservatorium gespro ken en hij is ietwat verwonderd, dat nu per 1 januari de subsidie voor het Conservatorium begroot wordt voor het komende jaar. Spreker zegt hieromtrent, dat het nog niet onomstotelijk vast staat, dat het rijk per 1 augustus het subsidie zal overnemen, maar dat het wel waar schijnlijk is. Als per 1 januari het subsidie begroot wordt, dan heeft dat betrekking op het studiejaar 1967-1968. Dit is in het verleden ook zo gebeurd. Als het rijk per 1 augustus het subsidie overneemt kan dit hoogstens tot gevolg hebben, dat er misschien een verrekening kan plaatshebben over de maand augustus. T en aanzien van de vraag van de heer van der Werff over het organi satie-onderzoek bij de bibliotheken zegt spreker, dat er veel gebeurd is op het terrein van de bibliotheken. In het eerste gedeelte van het voorbije jaar is men overgegaan tot het in het leven roepen van een overkoepelende stichting. In de tweede helft van het jaar is er een directrice benoemd, die de directie voert over beide bibliotheken. Het bestuur van de stichting is van mening en spreker meent het daar mede eens te kunnen zijn, dat het niet onverstandig is om een orga nisatiebureau, dat ervaring op dit terrein heeft toch eens te laten kij - ken wat op het gebied van efficiency bereikt kan worden nu de biblio theken samenwerken. De derde vraag van de heer van der Werff heeft spreker niet goed begrepen. De'heer VAN DER WERFF zegt hierop, dat bij vraag 218 gezegd wordt, dat het zo fijn is, dat de leden van die verenigingen aan zo'n zinvolle vrije-tijdsbesteding doen. Hij geeft dit direct en volmondig toe, maar hij vindt het zo sneu, dat ze daarbij een vrij groot beroep moeten doen op semi-professionele en volledig professionele hulp krachten die maken, dat er een zeer zware besteding moet worden gedaan in verhouding tot die ene avond dat ze optreden. De vraag is of de prijs niet te hoog wordt voor het gebodene. Wethouder GIELEN antwoordt, dat het college van mening is, dat dit een zaak is van actieve en passieve recreatie en hij gelooft, dat men er zelfs zeer enthousiast voor moet zijn, omdat, daar mensen bij betrokken zijn, die regelmatig met elkaar repeteren en die daar hun vrije avond op een prettige manier mee doorkomen. Zij geven boven-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 254