241
15 FEBRUARI 1968
De heer WOESTENBERG deelt mede, dat hij deze kwestie voor de
volgende vergadering als punt van de agenda opgenomen wenst te
zien.
De VOORZITTER gaat hiermede akkoord.
De heer WOESTENBERG merkt op, dat de hele Nederlandse pers
dan aanwezig zal zijn.
De VOORZITTER zegt dat burgemeester en wethouders hem op zijn
wenken zullen bedienen.
De heer WOESTENBERG is van oordeel dat dit de tweede keer is,
dat de voorzitter partijdig is.
De VOORZITTER ontneemt de heer Woestenberg definitief het
woord en zal, zo deze zich daaraan niet houdt, andere maatregelen
moeten nemen.
Mevrouw KRENS-WAGTMANS heeft met bijzonder veel waardering
het jaarverslag van de gemeentelijke sociale dienst gelezen. Zij heeft
slechts een opmerking. In hoofdstuk 2, bladzijde 2 staat echter ver
meld mevrouw A. Krens-Wagtmans. Dit moet zijn S. Krens-Wagtmans.
Hierna worden de ingekomen stukken geagendeerd onder nummer
2a tot en met u voor kennisgeving aangenomen.
2u. ANTWOORDEN OP DOOR RAADSLEDEN GESTELDE VRAGEN.
VRAAG.
De heer WOESTENBERG zegt dat op 3 percelen in de bebouwde
kom en gelegen in het uitbreidingsplan in onderdelen Poolseweg 1963,
thans Generaal Maczekstraat er 2 woningen zijn, kadastraal bekend
gemeente Breda, sectie D, respectievelijk nrs. 2905, 3506 en 2498,
gesloopt zijn en daarna min of meer clandestien gebouwd en verbouwd
zijn tot een garagebedrijfsgebouwencomplex, gelegen aan de Generaal
Maczekstraat 10 en 10a, 12, 14 en 14a. Het laatste pand is clandestien
herbouwd tot een benzinepompstation. Deze terreinen grenzen aan de
openbare weg en liggen tegenover een T-kruising in genoemde straat.
Spreker is van mening dat dit het algemeen belang raakt en het beleid
van het gemeentebestuur. Iedereen weet immers dat voor de verande
ring van de bestemming van de gronden en de aard van de bebouwing
geen bouwvergunning kan worden verleend.
De vraag is, volgens spreker, wie er belang had bij de clandestiene
bouw van dit garagebedrijf en waarom de klachten betreffende de bouw
van dit garagebedrijf niet behoorlijk werden onderzocht.
Vervolgens vraagt hij wat burgemeester en wethouders ter zake hebben
verricht of wat zullen zij op korte termijn alsnog verrichten om aan
deze onwettige toestand een einde te maken en om dergelijke zaken
in de toekomst te voorkomen.
Ten slotte vraagt spreker of het waar is dat bij de inwerkingstelling