15 FEBRUARI 1968 242 van de hinderwetprocedure betrokkene er met de meeste nadruk op ge wezen is dat geen bouwvergunning voor dit bedrijf kon worden verleend Het een en ander zoals voorgeschreven in de circulaire van de minister van sociale zaken en volksgezondheid d.d. 27 april 1960, nr. 717, on der artikel 35, alinea 6 en 7. De hinderwetsvergunning werd op 6 sep tember 1963 verleend, doch is er geen bouwvergunning. Er werd dus gebouwd zonder dat een bouwvergunning werd afgeleverd. Spreker heeft gaarne een schriftelijk antwoord van burgemeester en wethouders. ANTWOORD. Op de betreffende percelen aan de Generaal Maczekstraat is het garage bedrijf van van Riel gevestigd. In tegenstelling tot de opvatting van de vragensteller zijn deze gronden niet gelegen in een uitbreidingsplan (of zogenaamde komregeling), waarbij de bestemming van de grond (of het gebruik van de grond en de aard van de bebouwing) geregeld worden en is voor het verbouwen van de twee woningen tot een woning met garagebedrijf wel een bouw vergunning verstrekt, namelijk op 21 mei 1963 onder nr. V/7772. De in de vraag bedoelde circulaire geeft aan, dat bij het aanvragen van een hinderwetsvergunning de aanvrager erop gewezen dient te worden, dat effectuering der hinderwetsvergunning niet mogelijk is onder meer als een bouwvergunning is vereist en deze niet kan worden verleend. Dit geschiedt in de praktijk bij de dienst van openbare werken, waar bij betrokkene zo nodig ten aanzien van het aanvragen der bouwver gunning verder wordt geïnformeerd. Aangezien in het onderhavige geval de vereiste bouwvergunning kon worden verleend en reeds was verleend vóór de afgifte der hinderwets vergunning is het daaromtrent gestelde in de vraag niet aan de orde. VRAAG. De heer KRAMER vraagt welke bestemming op korte termijn het terrein heeft welk is omgeven door de Kerkstraat, Akkerstraat, Gin- nekenstraat en Houtmarkt. Spreker is van oordeel dat dit stadsgedeel te momenteel niet in aanmerking komt om Breda toeristisch aantrek kelijker te maken. Bovendien vraagt hij de aandacht van burgemeester en wethouders voor de gevaarlijke situaties, die ontstaan voor voetgangers en ander ver keer door het regelmatig breken van de gebrekkige draadafbakening. VRAAG. De heer KRAMER zegt enige maanden geleden een vraag te hebben gesteld over het zogenaamde V. en D.-terrein. In de plaatselijke pers leest hij erover en op het bedoelde terrein ziet hij een bepaalde bedrij vigheid. Officieel weet hij echter nog van niets.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 267