15 FEBRUARI 1968
248
De heer VAN DUÏÏL zegt: mijnheer de voorzitter. In onze fractie
is Uw voorstel om tot een samenwerking te komen tussen de gemeen
te Breda en de N. V. Waterleidingmaatschappij Noord-West-Brabant
met instemming ontvangen.
Als wij even de huidige situatie bekijken, dan zien wij een bij het
energiebedrijf te Breda ondergebrachte waterwinnings- en distributie
bedrijf dat een gedeelte van Breda bedient en de N. V. Noord-West-
Brabantse Waterwinnings- en Distributiebedrijf, dat eveneens een ge
deelte van onze stad bedient.
Dit is op zich een wat vreemde situatie, waarbij ik mij nog kan her
inneren dat er ten aanzien van de tarieven ook verschillen optraden
in het verleden.
Of nu het water van het ene bedrijf beter smaakte als van het andere
dat vermeldt de historie niet.
Door de enorme expansie die onze stad gedurende de laatste decennia
heeft gekend en waaraan naar wij hopen nog geen einde is gekomen
was deze situatie verre van ideaal.
Er zijn pogingen in het werk gesteld om tot een betere regeling te ko
men die toen niet tot resultaat leidde. Wel kwam er een eenvormig
tarief tot stand en werd er ten aanzien van de inning een grote mate
van samenwerking bereikt.
Dat deze nauwe samenwerking nu wordt geëffectueerd in een zodanig
hechte vorm, dat voor Breda een maatschappij tot stand kan komen
kan de instemming hebben van onze fractie.
Mijnheer de voorzitter, in Uw nota geeft U ons, zij het vrij summier,
enige feiten en cijfers ten aanzien van de drinkwatervoorziening in de
komende jaren, waarbij U aangeeft, dat in het jaar 1980 volgens de
opgestelde prognoses betreffende het gebruik van drinkwater het nood
zakelijk zal zijn van oppervlaktewater gebruik te moeten gaan maken,
omdat er dan bij een nog grotere onttrekking van grondwater het ge
vaar van verzilting de grens van het toelaatbare zal hebben bereikt.
Deze constatering, mijnheer de voorzitter, doet de gedachte naar vo
ren komen of het in de toekomst wellicht niet noodzakelijk zal zijn
om tot nog grotere samenwerkingsverbanden te komen als nu.
Het is een vaststaand feit dat de drinkwatervoorziening in tal van ge
meenten en met name de grotere gemeenten tal van problemen op
werpen en onderwerp zijn van diepgaande studies.
Is daarom in dit verband gezien de oprichting van een weer nieuwe
N. V. wel de meest effectieve vorm.
De toekomstige oppervlaktewaterwinning zal grote investeringen vergen
en samenwerking zal dan economisch gezien grote voordelen kunnen
opleveren.
Kunt U ons mijnheer de voorzitter mededelen of de oprichting van de
ze nieuwe N. V. nog consequenties heeft ten aanzien van de tarieven.
Als wij Uw nota goed gelezen hebben, dan zullen de tarieven, zowel
binnen Breda als daarbuiten, gelijkvormig zijn.
Het komt ons voor, mijnheer de voorzitter, dat de invloed van Uw col
lege hierop een betrekkelijke is, daar zowel stedelijk als regionaal een
eenvormig tarief zal gelden.
Stedelijk is de verhouding in de directie van 2: 1 en regionaal 1 3.
Als laatste opmerking mijnheer de voorzitter, het volgende:
Door het opgaan van het gehele waterbedrijf in de nieuw op te richten