253 15 FEBRUARI 1968 heugt burgemeester en wethouders dat dit voorstel zoveel aandacht heeft gehad en dat er zoveel vragen zijn gesteld die de wethouder de gele genheid geven op onderdelen van dit voorstel nader in te gaan. Het waterprobleem wordt in Nederland langzamerhand een zorgvol pro bleem. Dit is door alle sprekers gesteld. Volgens de prognose, die daar omtrent opgesteld is, zal in het jaar 2000 het verbruik van water 230% hoger liggen dan op dit moment. Een van de sprekers heeft erop gewezen, dat thans gerekend wordt met 100 m3 per dag per verbruiker en dit zal oplopen tot 170 a 180 m3. Dit ligt dan ook wel verscholen in de 230%, waarover in de prognose voor het jaar 2000 wordt gesproken. Het grote probleem, zo zegt spreker, is dat dit waterprobleem niet meer op te lossen zal zijn met grondwater, alleen. Om de landbouw geen schade te berokkenen en verzilting van de bodem te voorkomen zal gebruik gemaakt moeten worden van oppervlakte-water. Indien men hieraan denkt dan kan men zich voorstellen dat niet alleen West-Brabant maar geheel Nederland voor enorme technische en finan ciële problemen komt te staan, De techniek zal grote investeringen eisen. Reeds in 1980 schat men dat de waterbehoefte van West-Brabant niet meer met het grondwater kan worden opgelost. Van dat punt is men nu slechts 12 jaar verwijderd. Terecht is door enige sprekers opgemerkt dat met water zuiniger zal moeten worden omgesprongen. Op de eerste plaats leidt dit in de in voorbereiding zijnde grondwaterwet tot beperkingen voor de industrie ten aanzien van de winning van grondwater. Bovendien zal in Neder land sterk overwogen moeten worden aan de industrieën in plaats van geheel gezuiverd water, water met een mindere graad van zuivering beschikbaar te stellen. Beide maatregelen zullen in dezelfde richting kunnen werken. Spreker gelooft dat het grote goed van de samenwerking, die nu voor gestaan wordt, is dat de gemeente Breda zich zal kunnen aansluiten bij een onderneming, die op het onderhavige terrein een grotere er varing en bekwaamheid heeft dan ons gemeentelijk bedrijf. Het energie- en waterbedrijf doet in water, in elektriciteit, in gas, centrale antennesysteem en in wijkverwarming. De Noord-West-Bra bantse is een onderneming, die zich alleen specialiseert op het ene punt namelijk water. Een ander punt is dat zo langzamerhand de waterwinning in het gebied Breda een ondercapaciteit gaat vertonen. Hierdoor zullen grote voor zieningen moeten worden getroffen om tot meer waterbronnen te ko men. Bij de Noord-West-Brabantse is echter nog een overcapaciteit aanwezig. Deze investeringen voor de gemeente Breda kunnen bij dit samengaan voorlopig achterwege blijven. Bij de grenswijzigingswet van 30 maart 1961, waarbij een gedeelte van Teteringen bij Breda werd gevoegd, is bepaald dat gedeputeerde sta ten een samenwerkingsregeling kunnen treffen tussen de Noord-West- Brabantse en het energie- en waterbedrijf als niet tot een vrijwillige samenwerking zou worden gekomen. Een der sprekers heeft de vraag gesteld of deze samenwerking onder deze druk tot stand is gekomen. Spreker kan verklaren dat er van druk geen sprake is. Indien deze sa menwerking niet tot stand zou komen, dan zou de kans bestaan dat van overheidswege een bepaalde druk zou worden uitgeoefend.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 278