ft
30
18 JANUARI 1968
ziging ten gevolge moet hebben. Continuering van het beleid kan zelfs
zeer belangrijk zijn. Overigens mag het onderzoek er niet op gericht
zijn ergens naar toe te praten.
Beslist beschuldigt hij hier niet, maar hij rekent wel bij voorbaat op
een goede objectiviteit. Een vraag stellen kan zo belangrijk zijn.
Op bladzijde 11 wordt het Zuidelijk Toneel behandeld. Het lijkt spre
ker het beste om in de woorden van het college min of meer het accent
te leggen met betrekking tot de consolidering van de gemeenschappe
lijke regeling. Hij is ook voorzichtig in verband met de komende wij
ziging van het Nederlandse toneelbestel. Afgewacht moet worden wat
de directiewisselingen bij het Zuidelijk Toneel teweeg zullen brengen.
Hij hoopt van harte dat er van deze raad geen verdere stappen nodig
zijn en dat prikkeling van de reorganisatie, activering en spelverbete-
ring niet overbodig is geweest.
Op bladzijde 12 spreekt het college over creatieve zelfwerkzaamheid.
In het eerdergenoemde gemeenteprogram wordt krachtige steun gevraagd
voor amateuristische verenigingen. In de nota zijn een paar staatjes
over schouwburgbezoek opgenomen. En dan is het opvallend - hoewel
het verschil niet groot is - dat het gemiddeld bezoek van de amateur
verenigingen hoger ligt dan dat bij de beroeps, namelijk 433 en 429.
Dit is de moeite waard om te releveren. Die amateuristische verenigin
gen zijn dus nog steeds belangrijk. Maar op tekening 3 ziet spreker tot
zijn schrik slechts die 5°lo. Dat is te laag ten opzichte van bijvoorbeeld
kunstbeleving met 63%. Bovendien is het nog minder dan 5%, want als
hij goed rekent is het 3|%. Of er komt hier een sleutelwijziging in de
naaste toekomst, of er komt weer een aparte nota; het kan echter niet
aan de aandacht voorbijgaan.
Vaag vindt spreker de omschrijving van het creatief centrum. Hij hoopt
dat het een positief centrum zal zijn met een culturele inhoud. Nu niet
een gewone gelegenheid om te kunnen zitten en hangen op een wat een
zijdige en niet cultureel verheffende manier. Niet zomaar een Vestzak
theater; spreker wil waarschuwen voor een stempel die niet siert.
De accommodaties worden op bladzijde 13 besproken. Spreker rekent
voor wat deze accommodaties betreft op overleg met de afdelingen van
jeugd- en sportzaken. Laat er in ieder geval voor gezorgd worden dat
er in alle gebouwen goede bezettingspercentages komen.
Bladzijde 15 spreekt over het inter- en buitengemeentelijk overleg.
Spreker is blij met het noemen van overleg, hoewel hij deze paragraaf
wat povertjes vindt. Hij durft er echter haast niet over te spreken nu de
voorzitter reeds zoveel aandacht aan de streek heeft besteed. Het schaal
vergrotingsproces gaat, in welke vorm ook, door. Los daarvan neemt de
stad de centrale positie in met betrekking tot het verzorgingsgebied van
de cultuur. De cultuur is een normale, regionale verbindingslijn. Spre
ker vraagt of het niet mogelijk is een culturele streekraad te creëren,
met als doel de gemeenschappelijke cultuurbevordering. Hij geeft in
overweging om gewoon samen te werken met enkele mensen uit ande
re gemeenten. Beslist geen openbaar orgaan dat berust op een of ande
re wet. Misschien is de cultuur ook hier een bindende kracht.
Financiële doelmatigheid in de cultuur is - indien dit al te weten is -
alleen te bereiken via experimenten. Spreker is er zich van bewust
dat hier risico's aanzitten, welke hij aanvaardt. Self-supporting gaat