287 15 FEBRUARI 1968 lil het antwoord van burgemeester en wethouders staat immers letter lijk: a. de gronden zijn niet gelegen in een uitbreidingsplan, waarbij de bestemming van de grond geregeld wordt. Dit is dus artikel 36-37 en 39 van de woningwet 1901; b. de gronden zijn niet gelegen in de zogenaamde komregeling. Derhalve helemaal niet in de bebouwde komwaarbij net gebruik van de grond voorgeschreven wordt in artikel 42 van de woningwet 1901. De woningwet van 1965 mag niet aangehaald worden, want de onderhavige woningen zijn verbouwd in 1963. Er is wel een ver gunning voor het verbouwen van een woning afgegeven. Maar spre ker vraagt burgemeester en wethouders of tut een woning of een be drijf is. De woningwet maakt namelijk onderscheid tussen een wo ning, een bedrijf, een kerk of een fabriek met woonruimte. Echter niet van woonruimte met een fabriek. Dit was de kern van de vraag en spreker wenst deze beter beantwoordt te krijgen dan het antwoord van burgemeester en wethouders, dat aan hem gericht is en eigen lijk alleen maar een herhaling van vroegere niet juiste gegevens. De vraag is derhalve, is dit een bedrijfsgebouw met woning. Indien dit bevestigend beantwoord moet worden, dan verzoekt hij mede deling van burgemeester en wethouders of er een vergunning voor verleend is of zijn het 2 woningen, die inderdaad tot één woning zijn verbouwd. Hij vraagt zich af waar het bedrijf dan is. Er bestaat dus geen be drijf en geen garage. Dit zou men kunnen stellen, ofschoon het er toch staat. Er is dus geen uitbreidingsplan; het is in de bebouwde kom. Als kind van 6 jaar heeft spreker reeds geleerd dat waar de bebouwing begint, dit de bebouwde kom is, ook al ligt deze los van de kern van de gemeente. Als voorbeeld noemt hi] Etten-Leur. Leur is wel degelijk bebouwde kom. Etten-Leur vormen samen een gemeente, maar Leur is bebouwde kom. De geannexeerde Generaal Maczekstraat is ook bebouwde kom. Ten slotte wil spreker nog de volgende opmerking maken. Indien iemand namens een vijftal andere inwoners een verzoek richt aan de gemeenteraad dan is het normaal dat het antwoord ge richt wordt aan de heer Beurs en die anderen en niet aan de heer H.J.C. Beurs e. a. Het is of die anderen er zo maar bijhangen. In deze brief staat ook weer: ^Hiermede berichten wij U enz. voor kennis aangenomen is. Wij zijn van oordeel dat de onderhavige bouwvergunning, verleend "aan J. van Riel, niet in strijd is met de woningwet en gemeente- "wet". Spreker vraagt of burgemeester en wethouders dit dan eens heel goed willen laten nazien ook door de deskundigen. Al kan hij volgens een V. V. D. -man niet goed lezen, hij leest daar uit toch heel iets anders. De VOORZITTER deelt mede de deskundigen te zullen raadplegen en dat overigens de vraag door burgemeester en wethouders zal worden beantwoord. De heer Woestenberg kan daarop vertrouwen. Dit is na-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 312