31 18 JANUARI 1968 helaas niet, maar de zakelijkheid mag beslist niet overboord worden gezet. De nieuwe dienst kost geld, maar deze dienst kan door een goede bewaking, goede adviezen en coördinatie ook geld verdienen. Spreker heeft reeds gezegd dat elke uiting van cultuur een achtergrond heeft, een levensvisie. Daarom doet hij wederom een dringend beroep op het college, om nu de raad van de beroepskunst gaat veranderen in een beleidsadviesorgaan, een exponent van de protestants-christelijke groepering daarin op te nemen. Deze kan een positieve bijdrage leve ren. Voorheen was zittingname nog steeds niet toebedeeld. Over het organisatieschema wil spreker weinig zeggen. Zonder functie beschrijvingen is het een en ander nog wat onduidelijk. Over de ver antwoordelijkheden mag echter geen misverstand verstaan. De cultuur- dienst in deze vorm is één van de eersten in ons land naar hij meent. Daarom zijn ook veel ogen op Breda gericht en mag met de voorge stelde organisatievorm niet de mist in worden gegaan. Gewacht wordt dan ook op de functiebeschrijvingen. Om ieder misverstand te voorkomen wil spreker tenslotte zeggen, dat het niet zo moest zijn dat de mensen, die hier hard aan de cultuur hebben gewerkt vóórdat deze nota kwam, ondankbaar het bos in moe ten worden gestuurd. Niets is minder waar. Spreker's fractie heeft veel lof voor hetgeen die persoon of personen hebben gedaan. De fractie gaat nu echter met het college in zee. Bekend is dat men er op dit gebied in Breda nog niet is. v. Hoewel de fractie zich nu ook niet voor nu en altijd wil binden - het zal steeds afhangen van de inhoud van de aan de orde zijnde voorstel len - kan het college wat haar betreft op de ingeslagen weg doorgaan. De heer VON SCHMID wil van zijn kant voor deze door het colle ge gepresenteerde nota lof uitspreken. Het is werkelijk een bijzonder goed stuk. Wat hem het meest heeft getroffen zijn de vele aspecten die van invloed zijn op de cultuurbevordering. De nadruk moet liggen op de cultuuruitingen in Breda, die zoveel mogelijk stimuleren en voor zover nodig de mensen informeren over cultuurmogelijkheden. Dit kan bij alle lagen van de bevolking. De nota geeft een juiste af spiegeling voor de gemeente van wat aan de ene kant de overheid aan stimulering kan doen en aan de andere kant de mogelijkheid openlaat voor alle initiatieven die uit de mensen zelf voort zullen komen. Daarom heeft spreker helemaal geen behoefte aan een visie door de overheid over het begrip cultuur. Hij is hier bepaald huiverig voor, want er zijn bepaalde landen waar de overheid uitmaakt wat de cul tuuruiting wel zou moeten zijn, wat belemmerend en verstikkend werkt. Eigenlijk is spreker een beetje verbaasd dat van liberale zijde een o- verheidsvisie over de cultuur wordt gevraagd. Misschien is dit wel een zeker conservatisme van de VVD? Wat hij wel belangrijk vindt is dat hier een visie wordt gegeven hoe de overheid - en in casu de gemeente - al die cultuuruitingen kansti- w muieren. Dat is ontzettend belangrijk. Spreker vindt dat dit in deze J nota voortreffelijk wordt gedaan. Natuurlijk zijn er vragen, maar die zijn door andere sprekers al naar voren gebracht. Een vraag zou hij echter willen stellen en deze is in hoeverre men mogelijkheden ziet om ook de arbeidende jeugd - dus

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 31